Ze groeiden op tussen de hijskranen en heipalen. Het lag dus voor de hand dat de broers Bart, Ruud, Tom en neef Ted in het funderingsbedrijf van hun vader en oom zouden gaan werken. In volle harmonie maakte de tweede generatie plaats voor de derde.

Co van ’t Hek (66):
‘Sinds ik geen directeur meer ben heb ik een vrije rol. Ik onderhoud contacten met enkele vaste relaties, kijk mee bij offerte-aanvragen en spring in bij drukte. Ook adviseer ik als voorzitter van de raad van commissarissen. Ik meen dat ik nog een toegevoegde waarde heb.
‘Wat ik waardeer aan de ‘jongens’: ze hebben dezelfde ondernemende geest als wij hadden. En de ambitie om nog beter te worden. Toen ik begon, telde het bedrijf zo’n vijftien medewerkers. Onder leiding van mijn broer Jan en ik groeide dat uit tot tweehonderd medewerkers. We moesten onszelf steeds opnieuw uitvinden.
‘Dat de bedrijfsoverdracht harmonieus verliep, vind ik bijzonder. Dat is niet elk familiebedrijf gegeven. Ik ben er trots op dat mijn zoon Ted financieel directeur is en samen met zijn drie neven het bedrijf leidt. Elke maand hebben we familieoverleg. Dan komen mijn broer en ik met onze vier jongens samen en nemen de lopende zaken door. Wij zijn beiden verhalenvertellers. Met anekdotes plaatsen we kwesties soms in een andere context. We laten niet alleen de cijfers spreken.’
Ruud van ’t Hek (39):
‘Van jongs af aan wilde ik in het familiebedrijf werken. Maar ik had nooit gedacht dat ik het ooit zou leiden. Mijn broers en ik draaiden op alle plekken mee. Later kwam mijn neef Ted erbij. Hij bracht zijn financiële achtergrond in. Heel geleidelijk werd onze stem belangrijker.
‘In 2012 werd de bouwsector hard geraakt door de crisis. We moesten impopulaire maatregelen nemen. Mijn vader en oom zagen dat niet zitten. Dat was het moment om van directie te wisselen. Als nieuwe generatie wilden we ook meer de grens over; die klus nemen mijn broers Bart en Tom voor hun rekening.
‘Mijn vader en oom kozen altijd voor moeilijke projecten. Daardoor kreeg Van’ t Hek zijn goede naam en dat blijven we dus doen. Groei is geen doel op zich. We willen het bedrijf vooral sterker maken en gezond doorgeven aan de volgende generatie. De verantwoordelijkheid om het bedrijf goed te leiden voel ik dagelijks. Maar ik word niet zenuwachtig als zich problemen voordoen. Daarvoor heb ik de nodige vlieguren gemaakt. Mijn vader en oom? Die zijn hier nog elke dag actief. Die ruimte is er, zolang ze dat leuk vinden.’












