De Europese Unie pleitte maandag 23 augustus bij monde van de Spaanse buitenlandchef Josep Borrell voor een eigen snelle interventiemacht van 50.000 mannen en vrouwen. Er zijn genoeg redenen om zoiets niet te ambiëren, schrijft René van Rijckevorsel in Brussel.
Ergens tussen de massaslachting in Rwanda in het voorjaar van 1994 en de val van Srebrenica in de zomer van 1995, ijverde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo (D66) voor een interventiemacht van de Verenigde Naties, een soort vredesbrandweer die snel zou kunnen uitrukken als er ergens ter wereld een oorlogshaard ontstond.
Lees ook dit commentaar van Robbert de Witt: Europees leger? Den Haag gaat over de levens van Nederlandse militairen
Ook de Canadese generaal Roméo Dallaire, die als afgezant van de Verenigde Naties in Kigali niets anders had kunnen doen dan toekijken hoe de Rwandezen elkaar afmaakten, zou een oproep doen om te komen tot zo’n Rapid Reaction Force.
Maar het werd niks. Ook eerdere pogingen na de Tweede Wereldoorlog om zo’n vredesmacht in het leven te roepen, waren al tot mislukken gedoemd geweest. Landen staan hun militaire slagkracht misschien graag af aan tijdelijke missies, niet aan een permanente strijdmacht.
Een interventieleger van de Europese Unie
En nu, na ‘Afghanistan’ in 2021, is er weer zo’n oproep om te komen tot zo’n interventieleger, dit keer niet onder auspiciën van de Verenigde Naties, maar van de Europese Unie.
Laden…
Word abonnee en lees direct verder
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
Verder lezen?
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Er ging iets fout
Uw sessie is verlopen
Wilt u opnieuw inloggen