Wat de noodkreet van de boeren zegt over de kloof in onze samenleving

05 november 2019Leestijd: 5 minuten
Een boer op het op het platteland. Foto: Agence Producteurs Locaux Damien Kühn / Unsplash

De moderne boer gaat gebukt onder een steeds grotere druk. De meeste kritiek op de boeren komt nota bene van de stadsbewoners die door hen worden gevoed, stelt Max van Duijn in een ingezonden opiniestuk. De kosmopolitische metropolen die de wereld proberen te vormen naar hun evenbeeld, kijken neer op de boeren. We zien, kortom, een kloof tussen stad en platteland. Maar wat is de betekenis van die tweedeling?

De grote boerenprotesten hebben veel losgemaakt. Het begon met een enorme stoet boeren die gehoor gaf aan de oproep om naar Den Haag te komen. Een massaal protest van een groep die zich normaal gedeisd houdt. Een boer kan immers niet zomaar demonstreren: de koeien moeten worden gemolken, het gras gemaaid en de dieren gevoed. Het boerenleven gaat altijd door. Misschien juist daarom dat dit protest diepe indruk maakte. En in de weken die volgden, verspreidde het protest zich naar de provincies. Daar begon voor de boeren de victorie: diverse provinciebesturen zwichtten en trokken hun plannen terug. Uit peilingen bleek dat een ruime meerderheid van de Nederlanders de boeren steunt en begrip voor hun acties heeft.

Lokaal politicus  Max van Duijn (1999) is  publicist en student geschiedenis en politicologie in Leiden. Zijn onderzoek naar rechts-populisme werd in 2017 genomineerd voor het wetenschapscongres van de Universiteit Leiden.

 

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

Maar wat betekent dit? Niet voor niets zijn de protesten breed uitgemeten in de media. Zeggen de zorgen waarmee boeren worstelen ook iets over onze samenleving? Legt de noodkreet van de boer ook iets bloot over onszelf?

De grond en de mensen

Als de boeren in opstand komen, trilt het fundament waarop de hele samenleving is gebouwd. Zij staan het dichtst bij de natuur. De boerenstand vormt de worteling, ze klinken een beschaving vast aan een bepaald grondgebied. In de geest van de Duitse cultuurfilosoof Oswald Spengler zouden we kunnen zeggen dat de psychologische gesteldheid van een samenleving ten diepste is verweven met de mate waarin men zich verbonden weet met de grond.

Het protest van de boeren laat ook iets van onszelf zien. De boer die leeft in het ritme van dag en nacht, zijn inbedding heeft gevonden in het landschap, en zich schikt naar de afwisseling van zon en regen, van sneeuw en de brandende zon. De boer belichaamt bij uitstek het traditionele, onbewuste karakter van het bestaan. De wind die het hout doet kraken, de hoefslag van een viertal paarden, het onweer dat dreigt en de boer bezorgd naar zijn gewassen doet staren.

Belichaming van het traditionele leven

De kosmopolitische metropolen die de wereld proberen te vormen naar hun evenbeeld, kijken neer op de boeren.

De boerenstand belichaamt het traditionele leven dat tot ver in de negentiende eeuw gemeengoed was in Europa. De worteling van de grond is daarbij essentieel. De beleefde ruimte is immers beperkt: hooguit de eigen streek of het eigen dorp. Het landschap, het nabije, speelt dan al snel een cruciale rol in de betekenis die wordt gegeven. De diepe verwevenheid tussen de grond en de mens zien we in tal van oeroude scheppingsverhalen terug. Zo maakte de reus Prometheus de mens uit klei in de Griekse mythologie. En vandaag de dag kunnen we denken aan het Oude Testament waarbij de mens uit aarde werd gevormd, en door de levensadem van God bezield: ‘zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’ (Genesis 3:19). Sterker nog, de Hebreeuwse woorden ‘mens’ (adam) en ‘aardbodem’ (adamah) lijken verband met elkaar te houden.

Lees het coververhaal: Den Haag versus de boerCover Elsevier Weekblad editie 43 2019

De worteling van de mens met het landschap, brengt een bepaald levensgevoel met zich mee. En daarmee ook een bepaald mensbeeld. Je kunt de mens niet kneden tot je het gewenste resultaat krijgt. Ze benadrukken het onvermogen van de mens – wat we bijvoorbeeld ook in het christendom zien. Niet het optimistische beeld dat de mens van nature goed is, en de samenleving maakbaar is naar onze inzichten. De aard van veel dingen is gegeven, en niet een individuele keuze. De mens is geborgd in tradities, religie en het eigene.

De kosmopolitische wereldstad

Tegenover dat levensgevoel staat de wereldstad. Met een technische kijk op de wereld. Terwijl de boer tot in het diepste is verweven met de grond, raakt de stedeling ontworteld. Los van het natuurritme. In de stad is het immers altijd licht: als de zon ondergaat, beginnen felle neonlampen te schijnen. Een metropool is altijd in beweging. Er tekent zich een miljoenenstad af waar je elkaar niet meer kent, en mensen als los zand, als losse individuen uiteen vallen. De wereldstad stijgt uit boven haar omgeving. De stadsmens is ontworteld. Los van de grond, en wat daar de belichaming van is: tradities. In een rationele, van het mysterie ontdane wereld, wordt de mens een moderne nomade. Zonder thuis; zonder worteling, zwervend over de aarde. Kortom, het bestaan in de kosmopolitische wereldstad.

De stadsmens is ontworteld. Los van de grond, en wat daar de belichaming van is: tradities.

De Duitse filosoof Heidegger zag dat de mens en de wereld uit elkaar werden gedreven na de industrialisatie. Een bepaalde manier van denken over de mens, zag hij verloren gaan. Dit noemde Heidegger ‘zijnsvergetelheid’. In plaats dat we de wereld bezield voorstellen, zien we haar als iets dat wetenschappelijk begrepen en beheerst kan worden. Een rivier bijvoorbeeld zien we in moderne ogen als iets dat ons wat kan opleveren. Maar we vergeten dat die rivier ook een andere, een meer oorspronkelijke betekenis heeft. Voor de gemeenschap die eromheen woont, is het niet een te beheersen object, maar iets dat bepalend kan zijn voor hun identiteit. Voor wie ze zijn. Dat je na een lange reis boven op een heuvel staat, en de rivier ziet kronkelen door het landschap dat je vertrouwd is. Die rivier betekent dan iets anders. En dat bewustzijn gaat vooraf aan de technische kijk op de wereld.

Het tijdloze platteland

Het boerenleven is vaak geromantiseerd. Het leven in de buitenlucht, dicht bij de natuur, in een vertrouwde omgeving. De boer belichaamt een levensgevoel dat staat voor de worteling met het landschap. Letterlijk in de modder staan. Het is een manier van leven die de stedeling achter zich heeft gelaten, maar toch altijd ergens aanwezig blijft. Het is iets dat de dolende nomade nooit helemaal kan loslaten. Hoe modern de wereld ook mag zijn, boeren vervullen een cruciale taak.

Spengler beschrijft de situatie in de Romeinse tijd waarin de boerenbevolking middels het tribunaat een stem had. En Spengler wilde hiermee een punt maken. Als de boeren geen betekenisvolle plaats kunnen opeisen, zal een samenleving gegarandeerd ontsporen. De kosmopolitische wereldburger krijgt het dan voor het zeggen. Dan gaat die binding met de grond – en in navolging daarvan de tradities – in het publieke domein verloren.

In een geglobaliseerde wereld is dat toch iets waaraan boeren zich kunnen vasthouden. Ze zijn niet misbaar. En dat besef moet dieper neerdalen. De protesten waren een eerste teken aan de wand.