Het nieuwe conservatisme: het einde van de liberale wereldorde?

10 juli 2020Leestijd: 10 minuten
Emmanuel Macron (links) en Donald Trump bij de G7 in Biarritz. Foto: AFP.

Met vreugde werden oude steunpilaren als religie, familie en traditie omver geworpen, schrijft Max van Duijn in een ingezonden opiniestuk. Maar wat heeft die individuele bevrijding ons opgeleverd? Zijn we niet eerder ontheemd? De liberale wereldorde kraakt, en wordt bevraagd.

Na de ontzuiling bleven er twee politieke stromingen over: het liberalisme en het socialisme. Die twee wisselden elkaar af. In de jaren zestig en zeventig leek het socialisme onaantastbaar, maar eind jaren zeventig kregen de sociaaldemocraten het zwaar te verduren. De nieuwe tijdgeest van de jaren tachtig hielp sterke, liberale partijen in het zadel. De socialisten vreesden voor hun politieke lot. Pas in de jaren negentig vonden ze een antwoord: ze besloten een pact aan te gaan met de markt. Er ontstond toenadering. De liberalen hadden ondertussen al vrede gevonden met de verzorgingsstaat, en toen ook de socialisten de vrije markt omarmden – ontstond er ruimte voor verzoening. De twee smolten steeds meer samen, gingen regeren en wisten hun verschillen te overbruggen.

Liberalen en socialisten sloegen samen enthousiast ‘derde weg’ in

Lokaal politicus Max van Duijn (1999) is  publicist en student geschiedenis en politicologie in Leiden. Zijn onderzoek naar rechts-populisme werd in 2017 genomineerd voor het wetenschapscongres van de Universiteit Leiden.

 

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

De liberalen en socialisten sloegen samen enthousiast deze ‘derde weg’ in tussen traditioneel kapitalisme en vakbondssocialisme. De liberale wereldorde werd hun gedeelde ideologie. Liberalisme niet zoals in de negentiende eeuw, maar een nieuw, progressief liberalisme, met daarin ook een rol voor de overheid.

Maar waar staat die liberale wereldorde dan voor? Het gaat om individualisme, globalisering en open grenzen. Op fundamentele issues was er geen politiek debat meer. Het ‘einde van de geschiedenis’ was daar. Het politieke, de felle polemische strijd, was ingeruild voor het management. Een technocratische geest domineerde de politiek. Dit liberalisme werd als een gegeven beschouwd. Het was vanzelfsprekend. De liberalen en socialisten legden hun geschillen bij, en wisten overeenstemming te bereiken. En zo werden oude verworvenheden van arbeiders afgebroken, vonden privatiseringen plaats, en kreeg vrijhandel alle ruimte. Immigratie werd met open armen ontvangen. De liberalen zagen hierin vooral een lucratieve toestroom van arbeiders met lage lonen, wat meer winst opleverde voor ondernemers. De socialisten zagen het vooral als uiting van het multiculturele ideaal: een samenleving van verschillende culturen en religies, waar individuen zich konden aansluiten.

Het verval van het politieke

De liberale wereldorde was alomtegenwoordig. Ze was dominant, en na de val van de muur was het idee dat we onze lotsbestemming wel hadden bereikt. Er was geen alternatief meer: ook het communisme was immers verslagen. In de liberale democratie werden tegenstellingen tussen socialisten en liberalen verzoend. Het was de enige ideologie die nog over was.

Er werd daardoor geen echt debat meer gevoerd. Door de focus op management werd het eigene van de politiek vergeten. De liberale wereldorde werd als natuurlijk proces bezien, zoals een lawine of een vulkaanuitbarsting. Hoe zou je dat kunnen bijsturen? Het is iets wat buiten ons om gaat. Dit is de richting die de wereld op gaat, en het heeft geen zin tegen de stroom in te zwemmen.

Het grootste probleem is een politieke koers, die door de elites niet als politiek werd gezien. De liberale wereldorde was immers onaantastbaar. Die structuur, daar lag het dus niet aan. Dat was goed. Dus als mensen kritiek hadden op immigratie, dan wisten ze zeker niet wat goed voor hen was. In andere termen: die mensen hebben zeker last van een irrationele angst, een fobie. En dat is interessant. Wat eens een politieke keuze was, wordt psychologie. Het is een gebrek aan ratio, en daarom is het niet nodig erover te praten en te debatteren.

In feite berust dit onvermogen op het mensbeeld van het liberalisme. In navolging van de verlichting en romantiek, is die positief. Mensen zijn van nature goed. Problemen met integratie zijn daarom van tijdelijke aard: dat lost zich wel op. Er is een stuitend optimisme over de vormbaarheid van de mens. Stilaan zouden immigranten meer op ons gaan lijken, en weliswaar gaat dat met vallen en opstaan, maar uiteindelijk zou het goed komen. No worries.

Twee werelden botsen

Het is de ontkenning van het eigene van de politiek: een strijd tussen ideeën. De liberale wereldorde is in haar eigen zwaard gevallen. Ze predikt vrijhandel en concurrentie, omdat monopolies de markt corrumperen, en innovatie tegen houden. Maar dat liberalisme had zelf wel een politiek monopolie verkregen, na de val van de muur als enige ideologie die de twintigste eeuw had overleefd.

Doordat alternatieven voor het liberalisme verdwenen waren, brak een technocratisch streven los. Een verstikkend effect was het resultaat. Laat de experts het maar bepalen, op basis van wetenschap en rationele overwegingen. Ruim baan voor de professionele managers. De liberale wereldorde bestempelde de essentie van politiek – het vellen van morele oordelen (wat vinden we waardevol?) – als non-existent.

Waarom? Democratische politiek speelt zich ten eerste af tussen meerdere individuen, en ten tweede in tijd en ruimte. Het eerste vereist een gemeenschap (demos), het tweede onvoltooide geschiedenis. Waarom is het liberalisme dan problematisch? De demos moet een gedeeld gevoel van verbondenheid hebben, maar het liberalisme ziet de mens in essentie als individu, en dus niet als een animale sociale. Ten tweede werd de liberale wereldorde als ‘einde van de geschiedenis’ gezien. Er was geen alternatief meer. Terwijl democratie een ‘lerend’ organisme is en besluiten dus altijd herroepen moeten kunnen worden, werd de liberale politiek juist als technocratisch, en a-politiek gepresenteerd. Het was nou eenmaal de richting die de wereld op ging, en dat kon je toch niet tegenhouden – ook al zou je het willen.

Het achterliggende probleem is de wrijving tussen twee werelden. Er is een politieke wereld: een lappendeken aan soevereine staten met hun eigen taal en cultuur. Maar daarnaast is er de wereld van het bezit – en die is niet opgedeeld, en begrensd. Integendeel. Zoals de Duitse economisch socioloog Wolfgang Streeck stelde heeft de economie zich bevrijd uit de democratische inbedding door te internationaliseren. Met andere woorden: de markten zijn geglobaliseerd, maar de democratie niet. En dat zorgt voor spanning. De wereld van begrenzing, botst met de wereld van de grenzeloosheid.

De politieke wereld is achterhaald en zit die onbegrensde wereld van vrijhandel en individualisme in de weg. Al die soevereine natiestaten zijn verworden tot relicten uit het verleden. De liberale wereldorde gaat uit van het slechten van grenzen– terwijl de politieke wereld, wel begrensd is. En dat is niet alleen economisch, ook sociaal en cultureel: de banden tussen gemeenschap en individu worden doorgesneden. Mensen worden ‘bevrijd’ van hun tradities, geschiedenis en cultuur. Emancipatie als toverwoord. Maar daarmee zet de liberale wereldorde wel de traditionele houvast en bescherming onder druk.

Populisme en conservatisme

Het probleem is dat immigratie en vrijhandel in beginsel politieke keuzes zijn. Het gaat om bewuste besluiten, en niet om een natuurramp die buiten onze macht voort raast.

Het liberalisme verloor stilaan zijn monopolie. Het politieke werd hervonden. De onaantastbare positie van de liberale wereldorde riep tegenreacties op. Er ontstonden scheuren. In de jaren negentig kreeg die sluimerende onvrede een stem. Met de revolte van de LPF kreeg die stem een politiek gezicht, en nu in ons decennium is de geest nog steeds uit de fles.

Wel is de manifestatie van dat ‘nieuwe’ conservatisme veranderd. Het is iets dat zijn gezicht heeft gekregen, langzaam is opgebouwd – en overigens nog steeds niet af is. Dat maakt het al lastig om dit ‘nieuwe’ conservatisme te duiden. Maar we zien wel een geleidelijke ontwikkeling. Het begon met sluimerende onvrede in de jaren negentig, kritiek die als een schok kwam. Nu is dat minder, en is kritiek op bijvoorbeeld multiculturalisme gemeengoed geworden.

En daarbij zien we steeds meer contouren van een nieuwe ideologie. Het gaat immers niet om immigratie, koopkracht of de euro als losse onderwerpen, maar steeds meer om de onderliggende liberale wereldorde. Dat is immers de wortel van die problemen. Het politieke debat wordt een cultuurstrijd: welke ideeën moeten de grondslag vormen voor onze samenleving? Wat vinden we nu waardevol, mooi en belangrijk? Dat is ook het grote verschil tussen de PVV en Forum: de laatste partij richt zich meer op cultuurstrijd, wat breder is dan louter het politieke debat, en wat de ruimte geeft aan een nieuwe ideologie om tot wasdom te komen.

Lees ook dit stuk van Max van Duijn: Het populisme in vier misvattingen

Wel gaan er twee dingen door elkaar lopen. Ten eerste de opmars van populistische partijen. Ten tweede het besproken ‘nieuwe’ conservatisme. De vraag is uiteraard hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Omdat het nieuwe conservatisme als reactie op de liberale wereldorde is ontstaan, zien we ook een soort tegencultuur. Je schopt tegen taboes als globalisering, individualisme en open grenzen aan. Een liberalisme dat door progressieve elites als vaststaand feit, als een gegeven werd beschouwd. Een soort politieke theologie.

In die context is het populisme een handig instrument. Het populisme is immers een tool, een ‘dunne ideologie’ waarbij het goede volk tegenover een slechte, gecorrumpeerde elite wordt geplaatst. Het populisme is dus een gereedschap, een denkkader dat niet alleen op rechts, maar over gehele politieke linie kan worden ingezet. Het ‘nieuwe’ conservatisme maakt vruchtbaar gebruikt van het populisme. Het kan haar verzet tegen de liberale wereldorde versterken, en de positie als tegencultuur bevestigen. Maar het populisme hoeft geen wezenlijk onderdeel te zijn van het moderne conservatisme. Uiteindelijk is het populisme een instrument, geen eigenstandige politieke stroming.

De waarde van bescherming  

Maar waarom wordt het ongenoegen van studieschulden, onzekere banen, en lage koopkracht door ‘nieuwe’ conservatieven succesvol politiek hertaald in waardering voor de gemeenschap, tradities en de eigen geschiedenis? Waarom slaagde het liberalisme er niet zelf in een antwoord te geven, en waarom kozen partijen als de VVD en CDA ervoor maar door te modderen binnen die liberale wereldorde?

Dat ligt vooral aan de val in het eigen zwaard. Die val was namelijk diep. Te lang zijn zorgen over de uitwassen van het liberalisme niet als legitiem erkend. Het politieke werd genegeerd, en meer dan management kon je het landsbestuur niet noemen. Er was geen bezieling, slechts voldoening dat de liberale democratie had gewonnen en alleenheerser was geworden na de val van de muur. Te lang is er geen gehoor gegeven aan die sluimerende onvrede, waardoor er niet alleen electoraal ruimte ontstond, maar ook de geloofwaardigheid van de mainstream partijen verdween.

Drie zaken strijden met elkaar om voorrang: economische vrijhandel, democratie en soevereiniteit. Sommige partijen kiezen enthousiast voor open grenzen, zij zijn de verdedigers van de liberale wereldorde. Het ‘nieuwe’ conservatieven doen dat niet. Zij plaatsen soevereiniteit en democratie – de natie als gemeenschap – boven een grenzeloze wereld. Dat doen ze expliciet, anders dan ‘mainstream’ partijen als het CDA of de VVD die soms kritisch zijn, maar als het erop aan komt geen duidelijk standpunt innemen. Ze keren zich niet van de liberale wereldorde af, en proberen geen keus te maken.

Daarnaast is het verband ook vrij logisch. Als je geconfronteerd wordt met die studieschulden, onzekere banen en onbetaalbare huizen – dan zoek je houvast. Je zoekt bescherming. En op een meer abstract niveau, is dat wat het conservatisme biedt. Het erkent die behoefte van een gemeenschap waarin we naar elkaar omzien. Je staat niet als vrijgevochten individu op jezelf, maar je wordt als lid gezien van een groep. Het conservatisme biedt van oudsher bescherming. Die economische en culturele onzekerheid kan zo worden ondervangen, en gekanaliseerd.

In een ver verleden brachten boeren offers aan de goden om hen gunstig te stemmen. Er kon immers veel misgaan: een overstroming, droogte, plunderingen of ziekte – waardoor de oogst zou mislukken, en men honger moest lijden. Door het offeren probeerden ze zich gerust te stellen, houvast te krijgen, en zo die onzekerheid en angst voor rampspoed te bezweren.

Dit mechanisme zouden we ook bij het conservatisme kunnen herkennen. Het is niet toevallig dat veel conservatieven de positieve meerwaarde van religie inzien. Al die concrete uitdagingen – studieschulden, onzekere banen, woningnood of eenzaamheid – kunnen worden gekanaliseerd door bescherming te bieden, mensen houvast te bieden door hen te vertellen dat ze er niet alleen voor staan. Ze kunnen terugvallen op vertrouwde instellingen als de kerk, familie en traditie. En die geven richting. Die geven een bepaalde boodschap mee, een ankerpunt dat je kan helpen koers te houden. Ze bieden zekerheid.

Conclusie

We zien een uitdager van de eerst zo dominante en onaantastbare liberale wereldorde. Een liberalisme dat nu kraakt en beeft. Dat komt niet vanzelf weer goed. Het liberalisme wordt bevraagd door een nieuw, modern conservatisme. Een stroming die weliswaar in beginsel conservatief is, maar waarin ook liberale elementen zijn samengesmolten.

We zien nu in feite een terugkeer van het politieke. Namelijk een fundamentele keuze wat we mooi, juist, rechtvaardig en vooral belangrijk vinden. Is dat wel individuele bevrijding, of hechten we meer waarde aan tradities, gemeenschap en de natie? Het is daarom onmogelijk om het ‘nieuwe’ conservatisme los te koppelen van de dominantie van het liberale gedachtegoed. Ze is er een reactie op, en daarmee ook een erfgenaam, maar tegelijk biedt het ‘nieuwe’ conservatisme richting voor een alternatieve toekomst. De wereld van begrenzing, niet de wereld van grenzeloosheid.

De nieuwe stroming is nog steeds niet af. En misschien blijft het moderne conservatisme altijd wel conflictueus: hoe kun je immers liberale elementen met onversneden conservatisme verzoenen? Is dat niet als water en vuur? Misschien blijft het debat, de verhouding tussen beide, altijd wel onopgelost. De vraag is echter hoe erg dat is. Als we het traditionele conservatisme als these zien, de liberale wereldorde als antithese – is het ‘nieuwe’ conservatisme dan niet het beste van beide werelden? Misschien niet perfect, misschien nog met vage contouren, maar in ieder geval een poging om vrijheid (ethische keuzes) en gelijkheid (democratisering) met gemeenschap en tradities te verzoenen. Niet de wereld van het individu, maar de gemeenschap – niet de wereld van de grenzeloosheid, maar de begrenzing.

Bouw je daarmee een kunstmatig monster, of is het juist die vruchtbare grond waar de omstandigheden precies goed zijn? We weten dat nog niet. Het moderne conservatisme moet nog uitkristalliseren, en dus ook de verhouding tussen liberale elementen en het conservatieve fundament. Dat evenwicht is datgene waar de aandacht zich op zou moeten richten. Daar vinden we de wortels van een nieuwe wereldorde.