Het populisme in vier misvattingen

14 februari 2020Leestijd: 10 minuten
Conferentie in Milaan (2019) met v.l.n.r. Wilders, Salvini en Le Pen. Foto: EPA.

Populisme wordt vaak gezien als een ondemocratische, rechtse stroming die vooral lageropgeleiden aantrekt en vanzelf wel weer overwaait. Het tegendeel is waar, betoogt Max van Duijn in dit ingezonden opiniestuk.

Het jaar 2016 is wel het wonderjaar van het populisme genoemd. Het populisme bloeide op, bleek vitaal en leek niet meer te stuiten. Zo besloten de Britten tot veler verbijstering om uit de Europese Unie te stappen. In november won Donald Trump eveneens onverwacht de verkiezingen in Amerika, en werd hij president van het machtigste land ter wereld. Het besef drong door dat hier iets aan de hand was, en 2016 leek alom de doorbraak van het populisme aan te kondigen. Met verkiezingen in het verschiet in tal van Europese landen, keek men met angst en onbegrip – of juist bewondering: dat ligt eraan wie je het vraagt – naar wat er zou komen.

Lokaal politicus Max van Duijn (1999) is  publicist en student geschiedenis en politicologie in Leiden. Zijn onderzoek naar rechts-populisme werd in 2017 genomineerd voor het wetenschapscongres van de Universiteit Leiden.

 

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

De grote doorbraak bleef echter uit. Maar daarmee is de zaak niet afgedaan. Integendeel: populistische partijen wonnen vrijwel overal zetels. En die trend heeft de laatste jaren doorgezet. Zo regeerde het links-populistische Syriza sinds 2015 het door crisis geteisterde Griekenland. En recent zagen we bij de verkiezingen voor het Europees Parlement dat het rechts-populistische blok – met als boegbeeld de Italiaanse vicepremier Matteo Salvini – als een van de grote winnaars uit de bus kwam. Deze partijen lijken stap voor stap terrein te winnen.

De vraag is wel waarover we spreken. Want wat is dat populisme eigenlijk? Vooral in de media wordt het begrip vaak verkeerd gebruikt. Veel mensen hebben een beeld van populisten als demagogen die kiezers opzwepen met grote woorden, en hen stroop om de mond smeren. Het begrip heeft dus een vrij negatieve lading.

Dat is niet terecht. Juist om te kunnen begrijpen waarom populistische partijen in opmars zijn, is het zaak te weten waarover we spreken. Daarom zal ik aan de hand van vier veelgehoorde misvattingen over populisme, uiteenzetten wat het is. Voor een evenwichtig beeld, en om te begrijpen wat deze partijen in ons tijdsgewricht zo succesvol maakt.

Populisme is rechts

Veel mensen hebben het idee dat populisme een rechtse stroming is. Maar het is in feite een politiek neutraal mechanisme dat zowel door linkse als rechtse partijen kan worden ingezet. Populisme is een gereedschap, een element binnen het bredere ideologisch kader van een partij.

Populisme-expert Cas Mudde noemt het populisme daarom ook een dunne ideologie, die een patstelling opwerpt tussen volk en elite, waarbij het goede volk wordt verraden of gecorrumpeerd door een slechte elite.[1]

Lees ook deze column van Philip van Tijn: Elite en populisme dicht bij elkaar

Populisme is dus geen ideologie an sich. Het is slechts een bepaald denkkader, als aanvulling op de traditionele ideologische gedachten van een partij. Daarom is er zowel links-populisme als rechts-populisme. Het illustreert tevens waarom populisme zo lastig te definiëren is: het is als een kameleon die alle kleuren van het politieke spectrum kan aannemen. Zeer verschillende partijen kunnen toch beide populistisch zijn – maar wat betekent dat dan? Wat vertelt het populisme ons? Of is het een hol begrip dat weinig relevant is om partijen mee te kunnen begrijpen?

De betekenis van begrippen als ‘elite’ en ‘volk’ blijven vaag. Die moet je dus zelf verder invullen. Het populisme is als een geraamte, dat partijen zelf moeten optuigen. Ernesto Laclau, die wordt omschreven als intellectueel boegbeeld van de linkse partij Podemos in Spanje, prees die vaagheid juist. Hierdoor worden politici in staat gesteld ‘volk’ en ‘elite’ dusdanig te framen dat ze succesvol verschillende kiezers kunnen aanspreken.[2] Het stelt het populisme in staat om te kunnen worden omarmd door partijen met heel verschillende standpunten.

Nogmaals, dat maakt het lastig om te doorgronden waarover we het hebben. Maar de minimale definitie van Cas Mudde biedt in elk geval een aanknopingspunt. En het maakt duidelijk dat populisme een politiek neutraal mechanisme is, dat losstaat van rechtse standpunten.

Populisme ondermijnt de democratie

Vaak wordt beweerd dat populisme de democratie ondermijnt. Maar in feite is het tegenovergestelde het geval: populisme kan de democratie juist versterken. Een voorbeeld is immigratie. De samenleving veranderde en er ontstonden zorgen over de gebrekkige integratie. Gaat het wel goed, vroegen steeds meer mensen zich af.

Maar de traditionele partijen hadden te weinig oog voor deze zorgen, en zagen niet dat nieuwe breuklijnen aan de oppervlakte verschenen. En als gevestigde partijen in gebreke blijven en geen antwoorden formuleren, steken populistische bewegingen de kop op. Populisme fungeert zo als een rookmelder, een signaal dat de gevestigde politiek iets over het hoofd heeft gezien.

‘Om die reden vervult het populisme een wezenlijke functie in een democratie’.[3] De schaduwkanten van het ‘multiculturele drama’ onderkennen, was een van de factoren die Pim Fortuyn in 2002 de wind in de zeilen gaf. Het populisme kan daarmee de politiek opschudden, en werkt dus eigenlijk heel emanciperend: een groep kiezers die zich vergeten voelt, kan een sterk signaal geven en zo het debat openbreken.

Populisme is dus eigenlijk de thermometer die onderhuidse onvrede aangeeft. En als de rookmelder afgaat, is dat het bewijs van een democratie die zichzelf corrigeert, en zo nieuwe problemen bespreekbaar maakt.

Alleen laagopgeleiden stemmen populistisch

Minachtend noemde Hillary Clinton in 2016 de aanhangers van Donald Trump deplorables. Een golf van verontwaardiging volgde, en voor velen was dit het bewijs van de wereldvreemdheid, hoogmoed en arrogantie van de gevestigde politiek. Het illustreert, net als bij het populisme zelf, de negatieve sfeer die rond de populistische kiezer hangt.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Maar in feite bestaat dé populistische stemmer niet. Een analyse van politiek socioloog Matthijs Rooduijn kwam tot deze uitkomst. Hij vergeleek de kiezers van verschillende populistische partijen met elkaar qua leeftijd, inkomen, opleiding en bijvoorbeeld geslacht om te zien wat de gemeenschappelijke kenmerken zijn van populistische kiezers. Maar die zijn er niet. Er is geen gemene deler.

Je kunt dus niet zeggen dat mensen die populistisch stemmen laagopgeleid en arm zijn. Neem de deplorables van Clinton. De winst van Donald Trump is vaak uitgelegd als de wraak van de verliezers van de mondialisering, maar uit analyses na de verkiezingen bleek dat Amerikanen die meer dan 50.000 dollar verdienden veelal op Trump stemden, terwijl hun armere landgenoten juist in meerderheid voor Clinton kozen.[4]

De achterban verschilt per populistische partij. Wellicht moeten we ons daarom beperken. Bij het rechts-populisme zien we wel een gemene deler: een kritische houding ten opzichte van immigratie. Daarnaast komt opleidingsniveau nog het meest in de buurt, wat inhoudt dat hoe lager het niveau van educatie is, hoe waarschijnlijker het is dat mensen rechts-populistisch stemmen. Met wederom de waarschuwing dat dit niet voor elke rechts-populistische partij opgaat. Maar verder is er, net als bij populisme in brede zin, geen peil te trekken op leeftijd, inkomen, geslacht of religiositeit.

Educatie is wellicht interessant om op door te gaan. Immers, zo horen we vaak, zijn populistische kiezers niet gewoon domme, boze burgers die trappen in de sprookjesverhalen van sluwe volksmenners? Dat is een harde stellingname. Maar klopt zij? Het korte antwoord is nee. We weten dat aanhangers van populistische partijen niet slechter zijn geïnformeerd of minder politieke kennis hebben dan aanhangers van andere partijen.[5]

Maar dat is niet het hele verhaal. Om met het vooroordeel af te rekenen, is het belangrijk te beseffen dat je met opleidingsniveau eigenlijk iets anders in kaart brengt. Het is niet zo dat mensen rechts-populistisch stemmen omdat ze laagopgeleid zijn. Achter opleidingsniveau gaat namelijk een bepaalde sociaal-economische positie schuil. En daar gaat het om. Hoogopgeleiden en laagopgeleiden verschillen op dat vlak van elkaar.

Lees ook dit stuk van Max van Duijn over populisme: staan we aan de vooravond van een machtswisseling?

Die eerste groep heeft veel meer baat bij open grenzen, mondialisering en vrijhandel, iets waarop bijvoorbeeld ook de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau Kim Putters wijst. De laagopgeleide woont in een wijk waar immigranten worden gehuisvest, en voelt zich vervreemd van zijn eigen buurt. Die moet als lasser, stukadoor of loodgieter opeens concurreren met Polen en Bulgaren, en raakt langzaam financiële zekerheid kwijt. Dat laatste argument zien we bijvoorbeeld sterk terug in het links-populisme van de SP.

Drie jaar geleden constateerde de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid nog dat de middenklasse steeds meer moeite moet doen om het hoofd boven water te houden. ‘Met slechts één arbeidsinkomen redt een middenklassegezin het vaak niet meer (…) Zij moeten – om fietstermen te gebruiken – hard blijven trappen om niet om te vallen of achterop te raken.’[6]

Om terug te komen op het idee dat alleen laagopgeleiden populistisch stemmen: dat is een misvatting. Allereerst bestaat er niet zoiets als dé populistische kiezer, dus is bovenstaande uitspraak helemaal niet te staven. Tweede, ook al ga je hiervan uit, het is niet zo dat laagopgeleiden populistisch stemmen omdat ze laagopgeleid zijn. Het gaat om de economische positie die erachter schuil gaat: wie plukt er de vruchten van de open grenzen en de mondialisering?

Populisme is iets tijdelijks. Het waait wel weer over

Onderzoeksbureau Ipsos vroeg na de verkiezingen voor Provinciale Staten, waarbij Forum voor Democratie (FvD) een enorme winst boekte, wat de motivatie was van kiezers om op deze partij te stemmen.[7] Twee onderwerpen sprongen eruit: klimaat en immigratie. Dat is tekenend voor de interpretatie van de slagkracht van het populisme – in elk geval voor Nederland. In sommige kringen leeft de hoop dat het iets tijdelijks is. Het waait wel weer over. Maar het populisme is geen spontane opwelling van onvrede. Het is iets structureels.

Reken maar na: hoe kan in een tijd van economische bloei waarin de werkloosheid steeds verder daalt toch een rechts-populistische partij als FVD zo bloeien? En we zien dit niet alleen in Nederland. Het is een bredere trend: de afgelopen twintig jaar is de steun voor populistische partijen verdrievoudigd. Uit onderzoek van het Britse dagblad The Guardian in 31 Europese landen zien we een gestage, duurzame groei van het percentage kiezers dat populistisch stemt,[8] momenteel een kwart van het electoraat.

Lees ook deze spraakmakende column van Afshin Ellian terug: Stop irrationeel geklets over immigratie, klimaat en diversiteit

Dat het populisme niet ‘overwaait’ komt doordat de oorzaken van de populistische stem ook niet ‘overwaaien’. Immigratie, open grenzen, mondialisering en de laatste jaren ook steeds meer het klimaat. De samenleving verandert snel. Veel mensen voelen steeds minder houvast, vervreemding, een diep gevoel van machteloosheid. En de traditionele politieke partijen slagen er maar niet in om daar een antwoord op te formuleren. Dus helt het electoraat steeds meer over naar populistische politici. Die hebben wel een verhaal. Die bieden wel een antwoord.

Het ziet er daarom niet naar uit dat het populistische spook dat door Europa waart, weer in de marge zal verdwijnen. De geest is uit de fles. Er is een stille onderhuidse revolte gaande; een bredere ontwikkeling manifesteert zich in het Westen. De rookmelder is afgegaan. Het is nu aan de gevestigde partijen hoe lang zij wachten om te reageren.

Het einde van een tijdperk?   

Langzaam valt de traditionele partijen de macht uit handen. We willen allemaal onze welvaart behouden, en zorg en pensioenen op peil houden, maar hoe betalen we dat? De kosten drukken zwaar op de begroting, nu steeds minder werkenden het geld moeten opbrengen. Daarnaast legt immigratie een grote druk op de samenleving. Immigranten zijn veelal laagopgeleid, vaker werkloos en ervaren een gevoel van vervreemding in het land van aankomst. Hoe kan het dat de derde generatie nog steeds geen goed Nederlands spreekt? Niet alleen in economisch, maar ook in cultureel opzicht ligt er een enorme opgave. En dan moeten we ook het klimaat nog redden.

De koopkracht is de laatste jaren niet gestegen. De zorg is versoberd, leraren moeten aan steeds grotere klassen lesgeven, en de politie luidt al jaren de noodklok over het tekort aan menskracht. De publieke sector staat onder druk en de sociale spanningen in steden nemen alleen maar toe. Velen hebben het gevoel dat onze samenleving uiteenvalt. Nog los van de liberale erfenis van mondialisering, open grenzen en een heilloos geloof in de markt, moeten we ook nog miljarden betalen die zijn toebedeeld aan het klimaat. Alleen al het duurzaam maken van onze huizen kost 235 miljard euro, aldus het Economisch Instituut voor de Bouw.[9]

Steeds meer mensen komen tot het inzicht dat dit niet houdbaar is. Je kunt geen sterke verzorgingsstaat hebben, en grote aantallen immigranten toelaten, en ook nog eens het klimaat willen redden. Om nog maar te zwijgen van de waarschuwingen dat een nieuwe economische recessie op de loer ligt.[10] Politiek gaat over het maken van keuzes. Elke euro kun je slechts één keer uitgeven. En dat is waar het komende verkiezingen om moet gaan: wat kiezen we?

Populistische partijen zijn hierin duidelijk: we gaan voor een sterke natiestaat die bescherming biedt aan haar burgers. Geen migratie. Geen klimaatdoelen. En zolang de gevestigde partijen blijven vasthouden aan het idee, aan de illusie dat het alle drie kan, is het wachten op het eind van een tijdperk. Op een gegeven moment zijn de doekjes voor het bloeden op. De liberale, representatieve democratie uit de negentiende eeuw zal tot stilstand komen, en worden vervangen door een nieuwe vorm van politiek. Een nieuwe democratie, dichter bij het volk, radicaler, en met een nieuwe elite aan het roer. Een elite die wel een keuze durft te maken.

Maar eerst zijn de gevestigde partijen aan zet. Of laten ze hun kans liggen?