‘Meisje dat IS overwon’ strijdt tegen straffeloosheid jihadisten

08 februari 2018Leestijd: 4 minuten
Links, een IS-strijder, rechts Farida Khalaf

Sinds ze uit de klauwen van terreurbeweging Islamitische Staat (IS) ontsnapte, strijdt Farida Khalaf – auteur van The Girl Who Beat Isis – voor de berechting van IS-terroristen. Ze is in Den Haag om ook Nederland te waarschuwen daders niet straffeloos te laten. Elsevier Weekblad sprak met haar.

Khalaf maakte een helse periode door nadat IS in 2014 haar dorp Kocho in het Noord-Iraakse Sinjar-gebergte was binnengevallen. Als lid van de etnische jezidi-minderheid – ‘afvalligen’ volgens IS – werden bewoners gedwongen om zich te bekeren tot de islam. Mannen en jongens die dat niet deden, werden vermoord. Vrouwen en meisjes werden verhandeld als seksslavinnen. Tijdens de bestorming van Sinjar werden haar vader en broer, net als duizenden anderen, vermoord door IS.

Kort daarna bevond de destijds achttienjarige Khalaf zich samen met haar nicht Evin op de slavenmarkt van IS in het inmiddels gevallen terreurbolwerk Raqqa in Syrië, waar ze werden verkocht aan IS-terroristen. Na vier maanden gevangenschap wist ze te ontsnappen naar een vluchtelingenkamp in het noorden van Irak. Khalaf vecht nu voor de berechting van IS-terroristen en het behoud van de jezidi-gemeenschap, die grotendeels uit Noord-Irak is verdreven en ontheemd leeft sinds de opkomst van IS.

Het is moeilijk voor haar om haar verhaal steeds opnieuw te vertellen, zegt Khalaf, ‘maar het belangrijkste voor mij is dat de misdrijven van IS tegen de jezidi’s internationaal worden erkend als genocide.’

Zelf woont ze in Duitsland, waar ze in samenwerking met de Duitse journalist Andrea C. Hoffmann het boek The Girl Who Beat Isis schreef – een bloedstollende autobiografie over haar periode als IS-seksslavin, haar ontsnapping en de stigmatisering door haar traditionele gemeenschap als gevolg van het seksueel geweld dat zij onderging.

Koste wat het kost IS voor de rechter krijgen

Khalaf is erop gebrand om terroristen van IS voor de rechter te krijgen. In samenwerking met de Nederlandse ngo Free a Girl die zich onder meer inzet tegen seksuele uitbuiting van kinderen en met de internationale organisatie Yazda – een belangenorganisatie voor de jezidi-gemeenschap – probeert ze aandacht te krijgen voor het lot van de jezidi’s. Zelfs nu IS grotendeels is verslagen, woont de gemeenschap nog altijd verspreid over verschillende landen en is er slechts een kleine kans op terugkeer. In Den Haag sprak Khalaf onder anderen met voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen en de Buitenlandcommissie van de Tweede Kamer.

Khalaf en de haren richten zich – bijgestaan door de Brits-Libanese internationaal juriste Amal Clooney – vooral op bewijsgaring, in de vorm van slachtofferverklaringen en onderzoek naar massagraven in Irak. Inmiddels hebben ze in drie jaar een enorme berg aan informatie weten te verzamelen, vertelt Ahmed Khudida Burjus, onderdirecteur van Yazda, die Khalaf bijstaat. Doel daarvan is om de individuele daders voor het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag te krijgen.

Erkenning van genocide eerste stap naar berechting

Onlangs erkende de Nederlandse regering dat IS in Irak ‘hoogstwaarschijnlijk genocide heeft gepleegd’ op etnische minderheden, zoals christenen en jezidi’s. Daarmee is Nederland koploper, een van de weinige Europese landen die zich hebben gewaagd aan de erkenning dat de daden van IS kunnen worden gekwalificeerd als genocide.

Met die erkenning is Nederland verplicht om het Genocideverdrag na te leven, waarin staat dat genocide moet worden bestraft en voorkomen. Ook kan het Openbaar Ministerie (OM) besluiten om jihadisten van IS bij terugkomst te vervolgen wegens genocide. Eerder erkenden ook de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Verenigde Staten de daden van IS als genocide.

Voor de hand ligt dat IS-terroristen voor het Internationaal Strafhof  zullen verschijnen. Maar dat is een heikel punt: Irak maakt geen deel uit van het Statuut van Rome, en erkent het ICC dus in feite niet.

Terugkerende jihadisten worden in landen als Nederland – als het goed is – berecht voor terroristische misdrijven. Heel goed, vindt Khalaf, maar ze benadrukt dat de overgrote meerderheid van de wandaden tegen haar gemeenschap is gepleegd door Irakezen, niet in de minste plaats door buitenlandse jihadisten van informatie te voorzien. ‘De buitenlandse strijders zouden niet hebben kunnen weten wie ze moesten aanvallen als de Irakezen er niet waren geweest. Onze buren hebben die groep begeleid.’ Het is daarmee dus aan Irak om ze op nationaal niveau te vervolgen.

‘Ideologie moet worden uitgeroeid’

‘Het belangrijkste is dat de verderfelijke ideologie van IS wordt uitgeroeid,’ zegt Yazda-onderdirecteur Burjus. ‘En dat de daders worden gestraft, want anders komen dezelfde radicalen gewoon terug in de vorm van een andere groepering.’

‘De radicale islam zorgt ervoor dat minderheden als de jezidi’s continu worden opgejaagd in het Midden-Oosten.’ Hij waarschuwt ook voor het radicale gedachtegoed in West-Europa: ‘die ideologie is een groot gevaar, ook voor jullie’. Met juridische strijd die in samenwerking met slachtoffers als Khalaf wordt gevoerd, wil hij ‘een boodschap uitzenden naar radicalen dat dit soort misdaden niet straffeloos blijven’.

De nasleep van het conflict zorgt ook voor sektarische spanningen in Irak. Jezidi’s werden gezien als afvalligen, maar ook sjiitische moslims en andere afwijkende groeperingen waren doelwit van de extremistische soennieten van IS. Resultaat is dat de verschillende groepen elkaar – ook nu IS grotendeels verdreven is – nog altijd met argusogen bekijken.

Contact met oorspronkelijke cultuur niet verliezen

Of ze ooit kan terugkeren naar Sinjar weet Khalaf niet. Haar belangrijkste doel is nu om IS-terroristen voor de rechter te krijgen. Burjus: ‘Sinds IS is verdreven, begint op veel plekken de wederopbouw.’ Maar omdat de jezidi-gemeenschap slecht vertegenwoordigd is in de politiek, is er in het Sinjar-gebergte nog altijd vrij weinig om naar terug te keren. ‘Zoals het nu gaat, wacht er een zwarte toekomst voor iedereen die daar nog zit,’ aldus Burjus.

Khalaf is dankbaar dat de kinderen van de jezidi’s die naar het Westen zijn gevlucht daar kunnen opgroeien, maar vreest voor de gevolgen van hun ontheemdheid. ‘Ze zullen de taal gemakkelijk leren en zich aanpassen aan de westerse cultuur. Maar ik hoop niet dat ze daardoor het contact met hun culturele identiteit verliezen.’