Een rijkdom aan variatie bij Beste Gebouw van het Jaar

12 mei 2015Leestijd: 5 minuten

Op 21 mei wordt de BNA Beste Gebouw van het Jaar-prijs uitgereikt. De negen kanshebbers zijn architectonische hoogstandjes, maar ook publieksvriendelijk en passend in de omgeving.

Vroeger wist Myra van Esch (57) weinig van vleermuizen, want ze woonde in een monumentaal pand in het centrum van Tilburg. Tegenwoordig is ze expert. Voordat ze het boswachterhuisje dat ze met haar man had gekocht, mocht afbreken om daar hun droomhuis neer te zetten, moesten eerst alle vleermuizen – een beschermde diersoort – eruit worden gelokt.

Het lukte met de hulp van Natuurmo­numenten, die het gebied beheert. In het nieuwe huis, dat door Bedaux de Brouwer Architecten met veel respect voor de natuur werd ontworpen, is een vleermuiskast gebouwd, en in de schuur komt er ook een. ‘Ik run straks een bed and breakfast voor driehonderd vleermuizen,’ zegt Van Esch.

Beste gebouwen

Het vorig jaar opgeleverde woonhuis is een van de negen genomineerden voor de Beste Gebouw van het Jaar-prijs, die op 21 mei wordt uitgereikt door brancheorganisatie BNA.

Een vakjury onder leiding van Rijksmuseumdirecteur Wim Pijbes (53) ging op zoek naar de beste gebouwen in drie categorieën; identiteit & icoonwaarde, stimulerende omgevingen en particuliere woonomgeving. Bij de keuze voor de overall­winnaar is gekeken naar het gebouw met de grootste ‘wow’-factor, zoals Pijbes het verwoordt.

Het moet een lastige klus zijn geweest, want de veelbesproken Markthal in Rotterdam laat zich niet makkelijk vergelijken met een bescheiden zomerhuis op Texel, en een industriegebouw in Hengelo is compleet anders dan een school die is ingepast in een Haagse woonwijk uit de jaren dertig.

Barometer

De selectie uit 120 inzendingen toont behalve een rijkdom aan variatie aan dat de architectuur na de magere crisisjaren op de weg omhoog is. De ontwerpen mogen dan uitwaaieren in stijl, er is toch een duidelijke gemene deler: het zijn allemaal transparante, toegankelijke ontwerpen die in grote mate zijn gericht op de gebruikers. ‘Het gaat om gebouwen die we in ons hart sluiten. Die betekenis hebben of krijgen in ons dagelijks leven,’ zegt BNA-directeur Fred Schoorl (54).

Als de BNA-prijs een barometer is voor de stand van de architectuur in Nederland, dan laat die zien dat architecten steeds beter nadenken over hoe hun ontwerpen passen in het publieke domein. Zo biedt de Markthal van MVRDV niet alleen plaats aan een versmarkt met 96 kramen, maar ook aan 228 appartementen.

Het betekent – mede dankzij  plafondkunstwerk Hoorn des Overvloeds – een opwaardering van de buurt. De ontwerpers van het Brouwhuis en het zomerhuis op Texel (Benthem Crouwel Architects) houden veel rekening met de omliggende natuur. Kaasmakerij De Tijd, die Bastiaan Jongerius Architecten voor CONO Kaasmakers ontwierp, laat zien dat ook een enorme oppervlakte goed kan worden opgenomen in een polder die door Unesco is uitgeroepen tot werelderfgoed.

Smaken verschillen

Slimme oplossingen te over: in Nijmegen ontwierp Benthem Crouwel het Grotius­gebouw, een paviljoen voor de juridische faculteit van de universiteit, op zo’n manier dat het lijkt of het óp het groen staat in plaats van erin. Door een deel ondergronds te bouwen, ziet het er compacter uit dan het is. Zelfs de overmaatse luifel van Rotterdam Centraal, ook van Benthem Crouwel, is meer dan esthetische luxe: hij geeft richting en wijst bezoekers naar het centrum.

Dat smaken verschillen, bleek niet alleen uit de soms heftige negatieve reacties op de Markthal, die te weinig voor de ‘gewone’ Rotterdammer zou zijn, maar ook uit Architectuur in Nederland, Jaarboek 2014-2015 (nai010 uitgevers). Daarin kreeg het door de BNA-jury bejubelde station van Rotterdam een minder prominente plek.

In de Volkskrant had Jaarboek-redacteur en architect Hans van der Heijden het zelfs over ‘provinciale trekjes’. Architect Mels Crouwel (62) haalt er zijn schouders over op. ‘Ik vind het prima als iemand kritisch is. Het is ook moedig over een gebouw dat zo is geprezen. Maar ik ben het niet met hem eens!’

Elsevier nummer 20, 16 mei 2015