Boze Joris Luyendijk is decadent

28 december 2023Leestijd: 6 minuten
''

Journalist Joris Luyendijk wil dat de overheid alle problemen oplost. Tegelijk weigert hij te geloven in kansen. Nogal decadent, schrijft historicus Henri Beunders in een ingezonden opiniestuk.

De kerstdagen zijn een tijd van hoop, van oud en nieuw, van bezinning en een nieuw begin. Maar dan moet je niet te veel interviews lezen met boze BN’ers. Dat deed ik per ongeluk wel. ‘Mijn mensbeeld is vrij negatief’, stond er boven het interview in het winternummer van HP/De Tijd. De spreker was Joris Luyendijk, schrijver van bestsellers over ‘de media’ en het Midden-Oosten – Het zijn net mensen (2006) – en over de financiële wereld: Dit kan niet waar zijn (2015).

Luyendijk is nog steeds boos op de media, en nu ook op ‘de staat’. En natuurlijk op de VVD, Mark Rutte en ‘soft-rechts, zoals de mensen van EW, die sociologische analyses haten, want alles is eigen verantwoordelijkheid’.

En dan die talkshows op tv! Die zitten vol ‘clowns die er weinig of niks van afweten’. Zoals van Gaza. Dat blijkt ‘voor mensen die er wel veel van afweten een enorme worsteling’. Want ‘daarmee wordt het ons heel moeilijk gemaakt om mensen goed te informeren over een onderwerp dat onze samenleving splijt’.

Domme VVD’ers

Heeft Luyendijk dan een oplossing voor Gaza? Nee, dat niet. Maar die mensen op tv! Neem die Uri Rosenthal (VVD), oud-minister van Buitenlandse Zaken, die na het bloedbad in Israël op 7 oktober riep: ‘Niks “Ja maar”!’ Daarin zag Luyendijk een ‘bijna triomfantelijke oppervlakkigheid’. Dat Rosenthal de bron van het kwaad wel aanwees, namelijk Iran, blijft onvermeld.

Of neem Mark Rutte. Over de aanstichters van de coronarellen zei hij: ‘Ik heb geen interesse in hun sociologische achtergrond.’ Luyendijk hoorde een premier ‘die gewoon paradeert met zijn onwetendheid’.

Die Rutte blijkt nóg dommer over Het Klimaat. Rutte gelooft in een ‘technofix’, en zegt: ‘Ik ben iemand die denkt in kansen.’ Ergo conclusio, volgens Luyendijk: ‘Wat zegt het over Nederland dat het een premier wilde die ons niet de waarheid vertelde over de wereld?’ Wel, dit: dat ons land ‘kinderboerderijgedrag’ vertoont.

Joris Luyendijk met gebalde vuist voor de tv

Poe, wat is Joris boos. Vroeger was hij ook al boos. Hij was altijd boos, eigenlijk.

Zo schreef hij in maart 2003 vanuit zijn standplaats Caïro over de Irakoorlog die de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren begonnen om Saddam Hussein te verwijderen: ‘Zo zat uw correspondent in zijn hotelkamer met gebalde vuist naar zijn tv te zwaaien…’ Zijns inziens is er geen kloof tussen Oost en West doordat die zo van elkaar verschillen, ‘maar doordat we een radicaal ander beeld van de wereld krijgen voorgeschoteld’.

Joris was misschien niet een tweede Lawrence of Arabia, maar wel een journalist-antropoloog die gelooft dat hij de absolute waarheid heeft gezien: een beeld van menselijkheid, eenheid en exotische verhevenheid. Een geliefd beeld onder romantisch ingestelde cultureel antropologen.

Wie dat beeld verstoorden waren de Verenigde Staten – met hun ‘Amerikaanse pr-machine’ en hun ‘good-guy-bad-guy-benadering van Hollywood’. Op CNN leek de berichtgeving ‘vaak meer op een reclamefilmpje’. En zo was het al tijdens de Golfoorlog van 1990-1991. Waarom vertelden westerse media niet eerlijk hoe ze in het verleden waren gemanipuleerd? En waarom vertelden ze na 9/11 niet dat Osama bin Laden in de jaren tachtig door de CIA was getraind en bewapend om tegen de Sovjet-Unie te vechten?

Volle zalen voor boze Sint Joris Luyendijk

Luyendijk werd door het onthullen van de echte schuldige – Amerika en ‘de media’ – een ware Sint Joris tegen de draak. Volle zalen trok hij, met vooral studenten en docenten mediawetenschappen: ‘Amerika en de mainstream media manipuleren ons! Maar wij, kritische geesten, doorzien het!’

Let wel: in 2006 begaven ‘de sociale media’ zich nog naar de startblokken. (Die unisono-veroordeling van ‘de media’ zou daarna geleidelijk neerdalen als ‘gezonken cultuurgoed’, en wokies en wappies voorzien van een nieuwe geloofsovertuiging en levensvervulling.) Toen kwam de financiële crash van 2008.

Luyendijk verplaatste zijn werkterrein van de bedoeïenen naar de bankiers in The City, Londen dus. Om daar de schuldigen het masker af te rukken. De fraaie opening van zijn boek Dit kan niet waar zijn is meteen ook de conclusie. Hij zit in een vliegtuig – een glanzend en geruisloos, ja, hemels vervoermiddel, dat symbool moet staan voor het grote geld – en ziet door zijn raampje de motor branden. Hij waarschuwt de stewardess, die probeert hem te sussen. In paniek sprint hij naar de cockpit, rukt de deur open, en ziet daar… een lege bestuurdersstoel. Er zit niemand in de cockpit!

Dat gebrek aan structuur en overzicht werkte op Luyendijk nog verlammender dan de Irakoorlog. Was er vroeger een teveel aan staat, en vooral een teveel aan Verenigde Staten (door die geldcrisis, de coronacrisis en natuurlijk de klimaatcrisis – hoeveel crises kan een mens aan?), nu is er te weinig staat. En zijn er zeer krachtige instituties nodig ‘die constant interveniëren om de neiging tot het slechte, irrationele en destructieve dat in mensen zit aan te pakken’. Weg met dat ‘kinderboerderijgedrag’!

Decadente positie Joris Luyendijk

Het is al bijna net zo’n cliché als zeggen dat ‘de media manipuleren’, maar ik waag het toch maar om te citeren uit Also Sprach Zarathustra (1885) van de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche: ‘“Staat” wil zeggen: het koudste van alle koude monsters. Koud liegt het ook, en deze leugen kruipt uit zijn mond: “Ik, de staat, ben het volk.”’

De voorbeelden van deze tijd zijn natuurlijk ‘Groningen’ en ‘het toeslagenschandaal’. Maar ja, nu dwingt Het Klimaat juist weer tot het creëren van een krachtige staat, wat zeg ik, tot een regelrechte Big Brother.

Als het gaat om ‘de toestand in de wereld’ – zoals in Oekraïne en Gaza – geef ik de voorkeur aan het beeld dat de Duitse filosoof Peter Sloterdijk vlak voor Kerst (The Pioneer, 24 december) gaf van de staat: ‘De staat stellen wij naar binnen toe meestal voor als “rechtszekerheid”. Met de bedenking dat de staat zelf een vreedzame prestatie naar binnen levert, terwijl hij naar buiten toe een wild dier blijft. Oftewel: de domesticatie van de mensheid, de verhuizing als het ware naar het huis van de beschaving, is maar voor de helft voltooid.’

In dat interview spreekt hij ook over de ontaarding die hij om zich heen ziet: ‘Net als eind negentiende eeuw leven we in een tijd waarin velen tobben met hun eigen verfijning, wat je ook decadentie kunt noemen. We geloofden lang in een wereld zonder vijanden, dat is het probleem. We hebben gedacht: het loont zich niet om onszelf pijn te doen.’

Dát noemt Sloterdijk decadent. Net zoals dat het idee van prestatie verloren is gegaan. ‘Het was een teken van decadentie toen de mensen te moe waren om naar het werk te gaan. Het is decadent als mensen niet meer het gevoel hebben dat het een privilege is om zich te mogen inspannen, en dat zien we nu veel. Dat is zorgelijk.’

Een zeer actief tijdperk, maar zonder perspectief

Leven we nu in een tijd van decadentie? Ja, concludeerde de Frans-Amerikaanse historicus Jacques Barzun in zijn vuistdikke boek From Dawn to Decadence (2000), over de westerse cultuur van 1500 tot heden. Decadentie moeten we hierbij niet opvatten als ruïne of einde. Het betekent letterlijk ‘vallen’. Graag citeer ik hem:

Het betekent niet dat de mensen die in zo’n tijd leven geen energie hebben of talent of moreel besef. Integendeel: het is een zeer actieve tijd, vol grote zorgen, maar bijzonder rusteloos, want men ziet geen duidelijke vooruitgangslijnen. Het verlies dat men ziet is dat van Mogelijkheid. De vormen van kunst en van het leven zelf lijken uitgeput, de ontwikkelingsstadia zijn doorlopen. Instellingen functioneren met moeite. Herhaling en frustratie zijn het ondraaglijke resultaat. Verveling en vermoeidheid zijn grote historische krachten.

Hoe je verder te weten kunt komen dat de Tijd van Decadentie is begonnen? ‘Door de openlijke erkenning van de malaise, door de zoektocht in alle richtingen naar een nieuw geloof, nieuwe geloofsovertuigingen.’ Sarcastisch voegt hij er een reeks aan toe, die we kunnen samenvatten als: van yoga tot bio-yoghurt.

Niet meer denken in kansen in lijn Joris Luyendijk is decadent

Er is nóg een teken van decadentie. Tegen het meeste wat de overheid van plan is, ontstaat verzet zodra het wordt voorgesteld. ‘Het resultaat is een drijvende vijandigheid tegenover de dingen zoals ze zijn,’ aldus Barzun.

Luyendijk hekelt Rutte omdat hij ‘denkt in kansen’. Barzun noemt het decadent om niet meer te denken in Mogelijkheid, in kansen. Sloterdijk noemt het decadent om niet meer te geloven in prestatie.

Het jaar 2024 wordt een olympisch jaar. Wie dan niet denkt in kansen en prestatie, en niet hier of daar een positief mensbeeld kan vinden, die zal het waarschijnlijk nooit vinden.