Hoe megafraudeurs in maatpakken de wereld bedonderen

20 april 2017Leestijd: 3 minuten
Bernie Madoff verlaat de rechtbank in 2009 - bron: EPA

In zijn boek Zwendel. De schimmige wereld van geldwolven in maatpakken (JustPublishers) schetst onderzoeker Gerard Aalders de portretten van Bernie Madoff, Charles Ponzi en andere megafraudeurs. Hoe konden zij zo lang hun gang gaan?

De gevallen Amerikaanse beurshandelaar Bernie Madoff is wereldwijd vermoedelijk de grootste fraudeur ooit. Hij belazerde zijn cliënten voor zeker 65 miljard dollar. Madoff beloofde investeerders een rente van 10 procent, maar betaalde die niet uit succesvolle investeringen maar met het inleggeld van nieuwkomers.

Hij viel door de mand toen steeds meer klanten aan het begin van de financiële crisis hun geld terughaalden. In 2009 kreeg hij 150 jaar cel, in de praktijk hetzelfde als levenslang. Onder zijn slachtoffers naast het pensioenfonds van Shell, ABN AMRO en Fortis Bank, onder anderen voetbaltrainer Louis van Gaal.

Madoff kon veertig jaar zijn gang gaan en gold tot zijn val als een genie. Zijn werkwijze doet denken aan die andere meesteroplichter Charles Ponzi. Sinds diens ontmaskering staat de variant op het piramidespel bekend als Ponzi-fraude.

Lees ook dit verhaal: wat bezielde Bernie Madoff toch? eco-oplichters_madoff_preview

Charmant en gek op geld

In zijn boek Zwendel. De schimmige wereld van geldwolven in maatpakken schetst onderzoeker Gerard Aalders de portretten van Madoff, Ponzi en andere megafraudeurs. In veel opzichten lijken de heren – dames ontbreken – allemaal op elkaar. Ze zijn slim, charmant, gek op geld en hebben weinig tot geen mededogen met hun slachtoffers.

Dat grote fraudeurs niet eerder worden ontmaskerd, heeft een paar oorzaken. Met hun charme winden ze iedereen om hun vingers, inclusief controlerende accountants en toezichthouders. Ze presenteren zich als geslaagde ondernemers, maar vullen in het geniep het ene gat met het andere.

De beginzin van Zwendel is treffend: ‘De wereld wil bedrogen worden.’ Aalders ‘vergeet’ te melden dat die niet van hemzelf is, maar van de Romeinse satiricus Petronius. In zijn inleiding schrijft hij dat geldzucht de drijfveer is van bedrog en zwendel: ‘Niet alleen van de zwendelaar, maar ook van zijn slachtoffer. De eerste vertelt een verhaal dat te mooi is om waar te zijn en de laatste trapt er met open ogen in. Zo was het bij Charles Ponzi en bij Bernard Madoff was het niet anders.’

Fout ligt bij de fraudeur

Dat is de halve waarheid. Natuurlijk is het onnozel om te geloven in de sprookjes van enorme rendementen, maar de fout ligt bij de fraudeur. Die belazert de boel. Controleurs en toezichthouders verzaken vervolgens hun plicht.

Twee van de elf hoofdstukken gaan over Nederlandse fraudeurs: vastgoedhandelaar Reinder Zwolsman – in de jaren zestig de eerste bekende projectontwikkelaar van Nederland – en de ooit gerenommeerde Amsterdamse bank Teixeira de Mattos. In een soepele stijl beschrijft Aalders hun schurkenstreken, al bedient hij zich vaak van suggestieve opmerkingen. Dat is te makkelijk. Harde beschuldigingen, gevolgd door de opmerking dat er geen snipper bewijs voor is.

Islamitische atoombom

Fraai is het hoofdstuk over de Zweedse luciferkoning Ivar Kreuger. Deels gebaseerd op het drijfzand van fictieve bedrijven en omzetten, veroverde hij de wereld. Toen zijn droomwereld uiteenspatte, pleegde hij in 1932 zelfmoord. Of was het moord?

De frauderende Bank of Credit and Commerce International – omgevallen in 1991, schade rond de 20 miljard dollar – was de financiële motor achter het Pakistaanse atoombomprogramma. Een deel van de kennis voor de eerste ‘islamitische atoombom’ stal Pakistan met behulp van Abdul Khan bij het Nederlandse bedrijf Urenco. Pakistan verkocht de kennis onder meer door aan Noord-Korea. Het is een intrigerende zijlijn in een onthullend boek.