De volledige HJ Schoo-lezing 2015: De roep van de stad

01 september 2015Leestijd: 17 minuten
'ANP'

Nederland, neem je burgers en ondernemers serieus. Zij hebben de ideeën, zij moeten het gaan doen. De grootstedelijke ontwik­keling moet met kracht worden ondersteund.

Hendrik Jan Schoo  had in zijn functie als hoofdredacteur van Elsevier soms de behoefte om bijdragen van redacteuren te ‘kantelen’. Niet altijd tot vreugde van de betrokken redacteur, want het kwam vaak neer op herschrijven.

De blik van Schoo zelf kantelt, als hij in 2007 plotseling wordt opgenomen in het Leids Universitair Medisch Centrum. Het LUMC kent hij vooral van buiten, ‘gezien vanuit de trein ligt het er altijd wat desolaat bij, op een koopje neergezet, niet voor “de mooi”.’

Eenmaal binnen, verandert zijn blik: ‘… van binnen naar buiten kijkend, zoals ik nu doe, is het andere koek. Niet dat het gebouw plotseling aardig wordt – met de beste wil van de wereld niet. […] Het mooiste is het uitzicht. Ik kijk naar het zuidoosten. De vreugde van het uitzicht op de duinen heb ik nog te goed. In de verte – nou ja – zie ik de skyline van Rotterdam, op armlengte ook die van Den Haag. Binnen de kortste keren ben je de “sidewalk superintendent” zoals de Amerikanen het noemen, van de halve Randstad. Stoepopzichter, tevens beste stuurman aan de wal.’

In de verte ziet Hendrik Jan Schoo de skyline van Rotterdam, de stad waar ik sinds 2009 burgemeester ben. Ik ben benieuwd wat hij dacht toen hij naar die skyline keek en wat hij nu zou denken over de (inter)nationale aandacht voor de stad. In de afgelopen jaren heb ik de stad goed leren kennen, maar de kracht en de dynamiek verrassen mij nog steeds.

De stad vernieuwt zich voortdurend, alleen al doordat er jaarlijks vijf- tot zesduizend nieuwkomers bijkomen. Ik vergelijk de stad wel eens met een boom die groeit en continu een nieuwe schors krijgt. Maar de kern blijft gelijk, daarin hou je de waarden vast, zoals het internationale karakter, het harde werken, het multiculturele en de tolerantie.

De nieuwkomers zullen zich die waarden ook weer eigenmaken en de stad op hun schouders nemen. Rotterdam lijkt in dit opzicht op New York: elk jaar komen er veel nieuwkomers bij, die de oude wijken, kantoren en bedrijfsterreinen nieuw leven inblazen. Zij geven richting aan hun droom in een stad waar alles mogelijk is.

Een prachtig Rotterdams voorbeeld van nieuw leven inblazen is het Schieblock, vlak bij het Hofplein. Dit kantoor­gebouw uit 1959 stond op de nominatie om te worden gesloopt. Architectenbureau ZUS (Zones Urbaines Sensibles) betrok het pand als kraakwacht en ontwikkelde een visie op het gebouw en de omgeving.

Drie jaar geleden werd het Schieblock omgebouwd tot een cultureel bedrijfsverzamelgebouw. Nu houden architecten, ontwerpers, webdesigners en andere cultureel ondernemers hier kantoor en op het dak is een dakakker aangelegd. Op de begane grond is een bijzondere winkel met Rotterdams design en horeca gevestigd. De energie en creativiteit van dit particuliere initiatief hebben dit gebied getransformeerd van een grijs gebied tot een spannend stukje Rotterdam, waar je met plezier doorheen wandelt.

Niet alleen ondernemers, ook de inwoners zelf nemen steeds vaker het initiatief. Zij denken mee over voedsel (stadslandbouw), energie (klimaatneutrale huizen) en over de veiligheid en woonkwaliteit van hun wijk. Bewoners zijn de ervaringsdeskundigen. Zij hebben vaak al ideeën voor hun buurt en oplossingen voor problemen voordat er een ambtenaar is langs geweest. We gaan steeds meer toe naar co-creatie, waarbij bewoners ­medebepalen wat prioriteit heeft in hun wijk en wie wat doet.

In een tijd waarin we steeds meer wereldburgers worden en die onrustige wereld dagelijks via de (sociale) media tot ons komt, neemt de behoefte aan eigenheid toe. Mensen ontlenen hun identiteit aan dat wat het meest nabij is: hun eigen stad of zelfs hun eigen buurt.

We beseffen allemaal dat internationale conflicten nooit een wig mogen drijven in onze vreedzame samenleving. Dat kan, als we elkaar recht in de ogen kunnen kijken en in contact blijven met elkaar, ook al zijn we het niet altijd eens.

Zo zie ik mijn stad: als een broedplaats van sociale en economische vernieuwing, waar bewoners en bedrijven uit alle windstreken zich thuis voelen en het initiatief nemen. Waar niet je afkomst telt, maar je talent, opleiding en ambitie. Waar kleinkinderen van ongeschoolde, vaak analfabete arbeids­migranten studeren aan de universiteit. Als ik om mij heen kijk als ik de universiteit of een hogeschool bezoek in mijn stad, ben ik vol vertrouwen in de toekomst, net zoals die trotse grootouders.

Vogelvlucht

Twee jaar nadat Hendrik Jan Schoo vanuit het LUMC naar de skyline van Rotterdam en Den Haag keek, vloog ik over dit gebied. Ik was net burgemeester van Rotterdam, een grote gemeente waarvan de grenzen keurig in kaart zijn gebracht. Maar vanuit de lucht zijn die grenzen niet te herkennen. Je ziet stedelijk gebied, met groene dorpen daartussenin.

Wegen, rails, fiets- en wandelpaden die er als een fijnmazig net overheen liggen. Je ziet bedrijven en kantoren in alle soorten en maten: de petrochemische industrie in de haven, de tuinderijen in het Westland, de overheidsgebouwen in Den Haag en mensen die zich hiertussen bewegen. Vanuit dit perspectief bezien zijn gemeentegrenzen totaal niet relevant.

Kort na deze vlucht sprak ik met mijn collega Jozias van Aartsen, burgemeester in Den Haag. We waren het er snel over eens dat deze stedelijke regio de toekomst heeft. Dit gebied is met 2,2 miljoen inwoners, de haven, het Westland en de stad van diplomatie en vrede, het economisch hart van de zuidelijke Randstad. In de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wordt 15 procent van het totale Nederlandse inkomen verdiend.

Volgens (optimistische) schattingen is een structurele groei van 30 tot 35 miljard euro mogelijk als de regio ruimtelijk en economisch één wordt. Alleen dan kunnen we de kansen pakken die mondiale economische ontwikkelingen en trends ons bieden.

Als je hoger en verder vliegt, komen mondiale trends in beeld. Dan zie je dat steden wereldwijd voor dezelfde uitdaging staan. Allereerst omdat steeds meer mensen naar de steden, vooral kuststeden, trekken. Sjanghai groeide van een vissersdorp tot de economische motor van China met 21.766.000 inwoners. De grootste metropool van Zuidoost-Azië is Ja­karta, met 26.746.000 inwoners.

Nederland is koploper wat betreft verstedelijking. Van 56 procent stadsbewoners in 1950 gingen we naar 83 procent in 2010. Het Centraal Bureau voor de Statistiek voorspelt dat dit kan oplopen tot 90 procent in 2050. Die groei zal vooral te zien zijn in de Randstad en enorme gevolgen hebben voor de economie, so­ciaal-culturele voorzieningen, infrastructuur en woningbouw.

De groei van de steden heeft ook een enorme invloed op de energie-, voedsel- en watervoorziening. De burgemeester van Sjanghai vertelde mij eens dat zijn grootste uitdaging is om de inwoners elke dag weer van water en voedsel te voorzien.
Maar de roep van de stad is niet alleen maar een succesverhaal.

Er zijn winnaars en verliezers. Wereldwijd nemen de verschillen toe: tussen arm en rijk binnen de steden, tussen stad en platteland, en tussen stedelijke regio’s. Steden wereldwijd zullen in de toekomst een zwaardere opgave hebben om te werken aan de noodzakelijke sociale stijging van mensen.

En dat kunnen ze. Met gericht beleid zijn steden in staat de kraamkamer te worden van nieuwe generaties die getalenteerd zijn en gemotiveerd om de stad op hun schouders te nemen. Burgers die gemotiveerd zijn de stad op de schouders te nemen. Daar is goed onderwijs voor nodig. Dat is de voedingsbodem voor talent, ambitie en sociale vaardigheden.

Maar ook een verstandig migratiebeleid. Natuurlijk, een deel van het beleid is gebaseerd op internationale verdragen – dat staat niet ter discussie. Maar je kunt ook een actief beleid voeren, gericht op het binnen­halen van talent om de internationale concurrentie aan te kunnen. Niet olie maar kennis wordt steeds belangrijker als productiefactor.

Die trek naar de stad is van alle tijden. In de negentiende eeuw hebben straatarme boeren uit Zeeland en Noord-Brabant in Rotterdam de basis voor Zuid gelegd. Zij zochten werk in de Rotterdamse haven, op het platteland heerste schaarste en zelfs honger. In rap tempo werden hele woonwijken uit de grond gestampt om deze nieuwe arbeidskrachten te huisvesten.

‘Op Zuid, daar wonen de boeren’, was lange tijd de gevleugelde uitspraak van de bewoners op de Noordoever. In de jaren zestig en zeventig volgden de gast­arbeiders en in de afgelopen jaren de arbeidsmigranten uit Oost­-Europa. Inmiddels telt onze stad 174 nationaliteiten.

Derde Industriële Revolutie

Naast de grote trek naar de stad is een nieuwe industriële revolutie gaande, die ook de Amerikaanse econoom en schrijver Jeremy Rifkin heeft gesignaleerd. Deze revolutie is ingezet door de verregaande digitalisering – denk aan 3D-printing, serious gaming en robotica – die van invloed is op alle segmenten van de samenleving – van de haven tot zorg en welzijn. Massaproductie verdwijnt, maatwerk verschijnt. Vroeger was het: ‘wat van ver komt, is goed’. Nu is er steeds meer aandacht voor duurzaamheid, de herkomst, productie­methoden en kwaliteit. De trend in het bedrijfsleven is ‘reshoring’: het terughalen van productie uit lagelonenlanden. Bovendien willen ‘smart industry’-ondernemers niet meer op een zielloos bedrijventerrein aan de rand van de stad zitten, maar op een inspirerende plek ín de stad waar kruisbestuiving plaatsvindt met andere ondernemers en contact is met de klant.

Een koploper in de digitale revolutie is Studio Roosegaarde, bekend van de snelweg waarbij de wegmarkering oplicht in het donker, een interactief korenveld en een interactief landschap met halmen van licht. Sinds mei 2015 is het bureau van pionier, kunstenaar en ondernemer Daan Roosegaarde gevestigd in Rotterdam. Wellicht wordt Rotterdam over vijftig jaar wel de bakermat van de Vierde Industriële Revolutie genoemd, als Studio Roosegaarde de grens tussen mens en cyberspace definitief heeft beslecht.

Bij de Derde Industriële Revolutie denk ik ook aan de Rotterdamse haven: vijftien tot twintig jaar geleden waren er acht mensen nodig om een kraan in de haven te bedienen, nu staan op de Tweede Maasvlakte kranen die door één persoon vanuit een regelkamer worden aangestuurd. Dat heeft gevolgen voor de werkgelegenheid, maar vanuit concurrentieoogpunt is het goed. Digitalisering leidt tot hoogwaardiger banen en minder gevaarlijk werk. Twee procent innovatie per jaar is volgens mij genoeg. Dan is in vijftig jaar de hele economie vernieuwd.

Maar ik zie wel graag harmonieuze vernieuwing. Mensen moeten de tijd krijgen om zich aan te passen en het onderwijs moet de ontwikkelingen ook kunnen bijhouden: jongeren moeten met een waardevol diploma de arbeidsmarkt kunnen betreden. Ook in dit opzicht hou ik mij vast aan het beeld van de boom: elk jaar komt er een ring bij.

In Nederland zijn de Metropoolregio’s koplopers in de razendsnelle verandering waarover Jeremy Rifkin het heeft. Eindhoven is met zijn High Tech Campus uitgegroeid tot Europese brainport. De Amsterdamse regio is koploper in de financiële sector en dienstverlening, Wageningen in de voedseltechnologie en Rotterdam is de mainport van Europa.

Als je deze ontwikkelingen goed bekijkt, is er nauwelijks een rijksoverheid aan te pas gekomen. Sterker nog, de bemoeienis van het Rijk en de provincie heeft in veel gevallen vertragend gewerkt omdat er een bestuurlijk vergader- en rapportencircus nodig was. Om een voorbeeld te geven: voor bijna elk afzonderlijk project in de haven is een milieu-effectrapportage (MER) nodig. Het zou een enorme bulk werk en bureaucratie schelen als er één MER voor de hele haven zou komen.

In de Metropoolregio Rotterdam Den Haag staan de traditionele industrie en de tuinbouw aan de vooravond van een transitie naar duurzame verdienmodellen. Denk aan de omzetting van een petrochemische naar een biochemische infrastructuur, hergebruik van CO2 als grondstof in de tuinbouw en slimme energienetten waarbij industriële restwarmte wordt gebruikt om huishoudens of kassen te verwarmen, en duurzaam transport van goederen.

Deze mondiale trends brengen kansen en uitdagingen met zich. Hoe kan Nederland sociaal-economisch een hoofdrolspeler blijven op het wereldtoneel? We hebben al een uitstekende uitgangspositie, maar het kan nog beter als we de steden en metropool­regio’s meer in hun kracht zetten. De drie decentralisaties (uitvoerings­taken Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet op de jeugdzorg en Participatiewet) en Agenda Stad (de samenwerking van het Rijk, steden en stakeholders gericht op groei, innovatie en leefbaarheid van de steden) zijn een goed begin.

Maar het gevaar daarbij blijft de topdown-benadering: centraal regelen en vervolgens lokaal parkeren. Volgens mij ziet de rijksoverheid de steden te veel als uitvoeringsorganisaties van het rijksbeleid, terwijl de stadsregio’s juist het centrum zijn van innovatie, creativiteit en economische vernieuwing. De rijksoverheid wordt permanent gehinderd door ideo­logische strijd tussen politieke richtingen. Dat stagneert en verlamt – denk aan duurzame energie en woning­isolatie, maar ook het coffeeshopbeleid.

Lokale bestuurders – de ervaringsdeskundigen – bedenken een goed alternatief voor het schizofrene beleid waarvoor de prijs wordt betaald in de steden, met alle risico’s voor de veiligheid en gezondheid van inwoners van dien. In politiek Den Haag is het plan voor lokale wietteelt (onder strenge voorwaarden) geen startpunt van co-creatie, maar slechts aanleiding voor het (opnieuw) uitwisselen van in beton gegoten partijstandpunten. Dat politici liever hun eigen ideologische straatje schoonvegen en hun ogen sluiten voor de consequenties in de echte straten, is veelzeggend.

De economie zal zich de komende decennia verder ontwikkelen tot een economie van de grote getallen. Om de interna­tionale concurrentie aan te kunnen, moeten we nieuwe allianties smeden en daarbij mag het bestuurlijk korset niet te strak zitten. Niet te ideologisch denken, maar praktisch. Doen wat nodig is. Geen bestuurs­lagen in stand houden, omdat we er zo aan gehecht zijn. We moeten in grotere economische eenheden denken.

Op dit moment is de derde stedelijke revolutie gaande. Wat cijfermateriaal van de OESO uit 2014 ter illustratie. In de zeshonderd grootste steden in de wereld woont 20 procent van de wereldbevolking, maar wordt 60 procent van het gdp (gross domestic product – bbp, bruto binnenlands product) verdiend. 74 procent van de Nederlandse bevolking woont in steden, 37 procent woont in de grootstedelijke gebieden (500.000+ inwoners). Deze gebieden dragen bij aan 37 procent van de werkgelegenheid, 39 procent van het bbp en 40 procent van de groei van het bbp.

Tot mijn vreugde is het kabinet begonnen met nadenken over de stad als aan­jager van de economie. Geweldig dat we niet ­langer denken in termen van stad versus platteland, want steden trekken hun plat­telandsomgeving mee omhoog. Investeer dus in de stedelijke economie, en wij zorgen dat de omgeving meegroeit.

Randvoorwaarden

De Metropoolregio Rotterdam Den Haag behoort met de metropoolregio’s van Amsterdam en Eindhoven tot de economische top­regio’s van Nederland. De kracht is de enorme diversiteit, en daar valt veel meer uit te halen, zoals ook de Sociaal-­Economische Raad (SER) en het Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving constateren. De essentie van het SER-advies is: go with the flow.

Tegen de stroom in roeien is contraproductief. En die stroom is dat wereldwijd stedelijke regio’s beeldbepalend zijn op sociaal­economisch gebied. De burgers, ondernemers en organisaties die er wonen, leven en werken, bepalen samen het sociale en economische succes van de stad.

Het Rijk moet dit ondersteunen en slechts randvoorwaarden formuleren waar nodig. Het is zaak om de aanbevelingen ter harte te nemen, zeker nu er zo veel economische, culturele en demografische vraagstukken op ons bord liggen. Mondiale ontwikkelingen bieden weliswaar kansen, maar dat we die pakken, is niet vanzelfsprekend. Daarvoor knelt het bestuurlijk korset nog te veel.

In de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wonen mensen uit alle windstreken. Hier is men gewend om zaken te doen met de hele wereld. Die internationale oriëntatie wordt ondersteund door de infrastructuur: met de Rotterdamse haven als mainport van Europa, de Hogesnelheidslijn, Rotterdam The Hague Airport zijn de verbindingen van wereldklasse. Ook de economie van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft een sterk internationaal karakter.

De regio is verantwoordelijk voor 25 procent van de Nederlandse export en 20 procent van de totale exportverdiensten in Nederland. Na de regio Eindhoven kent de Metropool­regio Rotterdam Den Haag bovendien het grootste aandeel hightech-export van Nederland. Ook een groot deel van de buitenlandse investeringen in Nederland wordt gedaan in de Metropoolregio.

Met drie topuniversiteiten in de regio (Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit) in de top-100 van de Times Higher Education-ranking vinden veel internationale en Nederlandse studenten hier hun plek en werken aan hun toekomst. In 2012 studeerden er ruim 60.000 aan de universiteit en bijna 100.000 bij een hbo-instelling.

De regio is ook kansrijk omdat we een verbinding kunnen maken tussen de regionale economie en de economie van de haven. De nabijheid van de haven werkt als een draaischijf van invoer, recycling en upcycling van (afval)materialen en grondstoffen en trekt ondersteunende sectoren zoals logistiek, hightechsysteembeheer en creative design aan.

Zaken als goed onderwijs, hoogwaardige culturele voorzieningen en uitstekend openbaar vervoer zijn alleen in grotere stedelijke verbanden te realiseren. Ik begrijp dat dit verzet oproept bij kleine gemeenten, maar volgens mij draagt de vorming van metropolitane gebieden juist bij aan het behoud van kleinere woonkernen met een eigen identiteit en meerwaarde.

Een mooi voorbeeld van zo’n voorziening is de Randstad­Rail. Pijnacker-Nootdorp, één van de 23 gemeenten van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, kreeg het niet voor elkaar om een buslijn in stand te houden (twee keer per uur), tot groot verdriet van de inwoners. Nu rijdt de RandstadRail, die collectief tot stand is gekomen, tussen Den Haag en Rotterdam, met haltes in alle kleine woonkernen tussen beide steden in en dus ook een aantal in Pijnacker.

Vanaf het begin was de metroverbinding een ongekend succes. Heel veel mensen maken gebruik van dit snelle en comfortabele vervoermiddel om naar school, het werk, de winkels of andere (culturele) voorzieningen te gaan. Zo draagt de vorming van metropolitane gebieden juist bij aan de versterking van het dorps­leven, omdat de stad en een stedelijke kwaliteit van leven voor iedereen in de plattelandsomgeving bereikbaar is.

Toch is de regio Rotterdam Den Haag de afgelopen jaren economisch gezien op achterstand geraakt in vergelijking met Amsterdam, Utrecht en Eindhoven, ondanks de aanwezigheid van (top)sectoren en een sterke publieke (kennis)infrastructuur. De groeicijfers zijn relatief laag en de werkloosheid is toegenomen. Op dit moment is de regio Rotterdam Den Haag zich op allerlei fronten aan het resetten: economisch, ecologisch, ruimtelijk, sociaal, bestuurlijk en organisatorisch.

Dit vraagt om technologische doorbraken en grote investeringen. Die zijn nodig voor de regionale economie en die van Nederland, zeker als we internationaal marktleider willen zijn in de transitie naar een nieuwe, circulaire economie.

Aanbevelingen

Nederland, neem je burgers en ondernemers serieus. Zij hebben de ideeën, zij moeten het gaan doen. Terwijl wij praten en schrijven, zoeken zij naar partners om hun dromen te verwezenlijken, of hebben die al gevonden.

Ik roep de regering en parlement op de metropolitane ontwikkeling in woord en daad met kracht te ondersteunen, voor onze burgers, voor onze welvaart en in het landsbelang, gelet op de internationale ontwikkelingen. Met andere woorden: geef stedelijke regio’s meer budget en bevoegdheden. Kijk eens naar ontwikkelingen in andere Europese landen. In het Verenigd Koninkrijk krijgt The Greater Manchester Combined Authority, dat het gebied van Liverpool tot Manchester bestuurt, straks het jaarlijkse budget van 6 miljard pond (8,5 miljard euro) voor gezondheidszorg, zonder gedetailleerde voorschriften.

In Italië vindt onder leiding van premier Matteo Renzi, voormalig burgemeester van Florence, een bestuurlijke herziening plaats. Op 1 januari 2015 zijn tien metropolitane steden ingesteld, die bestaan uit de grote kernstad en de omliggende gemeenten. In Frankrijk is per 1 januari 2016 de Metropole du Grand Paris een feit. Ook hier steunt de Franse wetgever de metropoolvorming actief. Zelfs in een centraal geleid land als China krijgen de steden tegenwoordig meer autonome bevoegdheden.

Agenda Stad is een goede stap voor Nederlandse begrippen, maar internationaal gezien nog te beperkt en te weinig ambitieus. Een minister voor de grote steden en metropoolregio’s zou een stap in de goede richting zijn. Niet een minister die beleid voorschrijft, maar die kijkt hoe de centrale overheid de lokale kan versterken en de sociaal-economische dynamiek van de stedelijke regio’s kan ondersteunen.

De Nederlandse bestuurlijke hoofdstructuur is een piramide, met bovenin het Rijk en onderin de lokale overheden. Mijn voorstel is om die piramide om te keren, met bovenin de lokale overheid met gemeenten en vooral de steden van de toekomst. De eerste overheid – letterlijk op het niveau van de straat – dicht bij de burgers en ondernemers.

De provincie zie ik als het cement. Zij verbindt en ondersteunt vanuit een provinciale visie op een aantal kerntaken. Meer nog dan nu kan de provincie partner zijn bij de mondiale ontwikkelingen. Het Rijk is ons fundament en richt zich primair op de behartiging van klassieke staatsbelangen. Europa heb ik al als landsbelang aangeduid. De Rijksoverheid kan en moet verder worden afgeslankt.

Agenda Stad moet gaan over een fundamentele herziening van onze economie. De economische groei komt uit creatieve steden, dus moet niet alle, maar zeker veel meer aandacht naar de steden gaan. Dit betekent dus ook forse investeringen in hoogwaardige ov-verbindingen, onderwijsinstellingen en culturele voorzieningen met een magnetische aantrekkingskracht. Grote steden moeten zich verantwoordelijk voelen voor hun buren en de plattelandsomgeving. Binnen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is dit precies wat mij voor ogen staat: een slim stelsel van economische dynamiek en ecologie. Op het terrein van ruimtelijke ordening zullen provincies steviger aan de bak moeten dan zij nu doen.

Ook het belang van een Europese, toekomstgerichte samenwerking moet niet worden onderschat maar juist benadrukt, ook al is er electoraal tegenwind. Het enthousiasme voor Europa is door onze regeringen helaas niet aangewakkerd (weet u nog: ‘Europa. Best belangrijk.’).

Natuurlijk, Europa kan beter: meer naar de kerntaken en ‘better regulation’, waarmee eurocommissaris Frans Timmermans belast is. In 2050 zal meer dan 80 procent van de Europeanen in de steden wonen. De opkomst van China en de situatie in Afrika, Rusland en het Midden-Oosten vragen om een eenduidige, krachtige opstelling. Voor een relatief klein land als Nederland is het zaak om daar bovenop te zitten. En dat kan, als Nederland volgend jaar voorzitter is van de EU.

Nederland wil in 2016 een Europese Agenda Stad opzetten. Een van de doelstellingen is betere toegankelijkheid en besteding van Europese fondsen voor steden. Als daarmee wordt bedoeld dat Nederland zich zal inzetten voor meer Europese fondsen, dan ondersteun ik dat uiteraard van harte. Een zichtbare bijdrage van Europa in de stad zal ook het draagvlak voor Europa onder de burgers kunnen vergroten, wat volgens mij van het grootste belang is. Een EU-commissaris die specifiek de belangen behartigt van de Europese steden en stedelijke regio’s zou hierin een cruciale rol kunnen spelen.

Met viervijfde deel van de bevolking woonachtig in steden is het van evident belang dat Europa serieus beleid ontwikkelt en financiële middelen vrijmaakt voor de steden. Er zijn wel stappen gezet, maar nog niet genoeg. Vandaag de dag kampen Europese steden met hoge werkloosheidspercentages, in sommige wijken 40 of zelfs 50 procent. Het is onbegrijpelijk dat van de EU-begroting van 145 miljard euro bijna 60 miljard euro naar landbouw en plattelandsontwikkeling gaat. Voor de aanpak van de werkloosheid (via het ESF) is jaarlijks slechts 10 miljard euro beschikbaar.

Ik hoop dat ik mijn vertrouwen in de toekomst van onze steden heb kunnen overbrengen en ik reik de hand aan iedereen die dit vertrouwen deelt. Gezamenlijk kunnen we obstakels wegnemen en (gemeente)grenzen beslechten. Ik hoop dat ook kabinet en Tweede Kamer bereid zijn samen met de steden op te trekken om onze ambities waar te maken. Hendrik Jan Schoo voelde zich geroepen tot een rol van stoep­opzichter, gelukkig heeft hij ook in die rol zijn messcherpe observaties met ons gedeeld.

Maar Nederland mag geen ‘sidewalk superintendent’ worden. En dat hoeft niet als we de lokroep van de stad herkennen. De lokroep waar nieuwe inwoners gehoor aan geven als zij een beter leven zoeken voor zichzelf en hun kinderen, of voor hun straat, wijk, land of wereld. De lokroep waar ondernemers gehoor aan geven als zij ruimte en talent zoeken om hun ideeën en producten tot ontwikkeling te brengen.

Mooi voorbeeld van een lokroep in mijn eigen stad is het plan van een groep ondernemers om de World Expo 2025 naar Rotterdam te halen, een volledig particulier initiatief.

World Expo’s trekken innovatieve ondernemers aan uit heel de wereld. Het is een kans om te laten zien dat we als stad en land tot grootse dingen in staat zijn. Wat hebben deze initiatiefnemers nodig? Geen stoepopzichters, maar bestuurders met lef en ambitie om deze droom waar te maken.