Coronawet die regering ‘blanco volmacht’ geeft niet per 1 juli ingevoerd

19 juni 2020Leestijd: 3 minuten
Persconferentie over besluiten na 6 april

De regels van de anderhalvemetersamenleving moeten in een wet worden vastgelegd en snel. Minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge (CDA) wilde deze ‘coronawet’ voor 1 juli door het parlement loodsen, maar daar kwam hij vrijdagochtend op terug. Er is meer tijd nodig voor een ‘zorgvuldige’ behandeling van het voorstel. Op de wet is veel kritiek van staatsrechtgeleerden: de wet zou regeren per decreet, zonder tussenkomst van het parlement, mogelijk maken en grondrechten van burgers schenden.

De wet heeft volgens de minister juist als doel coronaregelgeving democratischer te maken. De huidige regels zijn per noodverordening geregeld. Dat is een instrument van burgemeesters en veiligheidsregio’s om snel een besluit te kunnen nemen dat tijdelijk geldt. Zonder tussenkomst van de gemeenteraad, waar burgers kunnen inspreken. De huidige noodverordeningen zijn door de veiligheidsregio’s ingevoerd op verzoek van de minister.

Regering bepaalt zonder parlementaire inspraak

Gaat de coronawet van De Jonge door, dan zou de regering zelfstandig evenementen mogen verbieden, scholen en het openbaar vervoer kunnen sluiten en samenkomst van mensen op bepaalde plaatsen kunnen verbieden. Ook worden burgers verplicht in het openbaar op ‘veilige afstand’ van anderen te blijven. De regels worden pas na invoering naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd voor controle.

Aanvankelijk geldt de wet voor een jaar, maar die periode kan worden verlengd zonder tussenkomst van de Eerste of Tweede Kamer. Daar is veel kritiek op.

Vrijheden beknot

In een blog schreef hoogleraar staatsrecht Wim Voermans dat hij was geschrokken van het wetsvoorstel. Volgens hem krijgen ministers een ‘blanco volmacht’ om het land te besturen terwijl de volksvertegenwoordiging de ministers alleen na invoering kan controleren. Dat druist in tegen de manier waarop Nederland wordt bestuurd: ‘Wij, de Nederlanders, moeten altijd vooraf mee kunnen praten over voorstellen die onze vrijheden kunnen beknotten,’ schrijft Voermans.

De Leidse hoogleraar krijgt onder meer bijval van de Nationale ombudsman, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor de Rechtspraak. Volgens laatstgenoemde is de wet te vaag: ‘Het moet voor burgers helder zijn wat de regels zijn waar ze zich aan moeten houden. Ook voor handhavers en rechters is het belangrijk dat bepalingen helder zijn.’

Kamer op vakantie

Nu minister De Jonge ervan afziet om de wet op 1 juli te laten ingaan, is het de vraag of en wanneer de wet er komt. In de toelichting op het uitstel schrijft De Jonge: ‘Een zorgvuldige behandeling in de Tweede en Eerste Kamer vergt tijd en aandacht. Gevolg daarvan is dat inwerkingtreding per 1 juli niet haalbaar is.’ De Tweede Kamer gaat op 3 juli met zomerreces en keert pas in september terug.

Mogelijk kan de regering het parlement vragen om terug te komen van vakantie. Het zou een unicum in de parlementaire geschiedenis zijn. De Eerste Kamer kwam in 1988 eens op ‘derde’ Kerstdag bijeen om te debatteren over een wet die op 1 januari moest ingaan. Daarvoor kwam de Kamer – volgens de website over de Nederlandse politiek Parlement.com – voor het laatst in augustus 1914 terug van het zomerreces. De reden: de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken.

D66-Tweede Kamerlid Maarten Groothuizen zei eerder tegen de Volkskrant dat de wet niet moet worden ‘afgeraffeld’ en dat de Kamer het dan maar in de zomer moet regelen.