Wat u niet leest in de verkiezingsprogramma’s over de inkomstenbelasting

15 maart 2021Leestijd: 5 minuten
Blauwe envelop Belastingdienst. Foto: ANP

Hoe denken de grootste partijen over de belastingheffing over inkomen en vermogen? In deel 10 van deze reeks gastblogs nemen Peter Pleijsant en Rolf Post van het Kenniscentrum van ABN AMRO MeesPierson enkele beleidskeuzes over de inkomstenbelasting onder de loep, gebaseerd op het laatste nieuws.

In de publicatie ‘Keuzes in Kaart 2022-2025’ van het Centraal Planbureau (CPB) komen interessante details naar voren. Zo blijken veel partijstandpunten een stuk concreter te zijn dan de voornemens in de verkiezingsprogramma’s. In eerdere blogs las u al dat diverse partijen het toptarief in box 1 willen verhogen. Met name voor ondernemers met een BV kan het tarief in box 2 verder gaan stijgen. En vermogenden gaan bij een aantal partijen meer belasting betalen. Hieronder leest u hoe de partijen dit concreet willen invullen.

Serie blogs over inkomen en vermogenDit blog maakt deel uit van een serie blogs over de Tweede Kamerverkiezingen in 2021. In willekeurige volgorde komen de standpunten over inkomen en vermogen van de acht grootste partijen in de huidige Tweede Kamer aan bod.

Auteurs: Peter Pleijsant en Rolf Post van het Kenniscentrum van ABN AMRO MeesPierson

Box 1: verhoging toptarief tot 65 procent

In box 1 wordt het belastbaar inkomen uit werk en wonen belast. Sinds 2020 heeft box 1 twee tarieven, te weten een basistarief en een toptarief. Het is de bedoeling dat de meeste aftrekposten in de toekomst nog slechts verrekenbaar zijn tegen het basistarief. Het toptarief is feitelijk een ‘solidariteitsheffing’ voor zover het belastbaar inkomen hoger is dan 68.507 euro. In 2021 is het basistarief 37,1 procent en het toptarief 49,5 procent. Deze tariefstructuur staat bekend als ‘sociale vlaktaks’. Voor belastingbetalers met AOW is er nog een lager basistarief van 19,2 procent zonder AOW-premie over het inkomen tot ongeveer 35.000 euro.

Tijdens het RTL Verkiezingsdebat van eind februari bleek dat alle lijsttrekkers van de grootste zes partijen in de Tweede Kamer (VVD, PVV, CDA, D66, GroenLinks en SP) het erover eens zijn dat als de belastingen omhoog moeten, de rekening als eerste bij de hoogste inkomens moet terechtkomen. Als zevende en achtste politieke partij waren de PvdA en de ChristenUnie niet bij dit debat aanwezig. Maar in hun verkiezingsprogramma zijn zij al wel concreet in hun voornemen het toptarief te verhogen. Bij de PvdA gaat dat naar 60 procent bij een inkomen vanaf 150.000 euro en bij de ChristenUnie gaat het toptarief omhoog naar 50 procent.

Inmiddels is ook duidelijk dat het CDA het toptarief (tijdelijk) wil laten stijgen naar 55 procent vanaf een inkomen van 150.000 euro. Dat zei CDA-lijsttrekker Wopke Hoekstra onlangs bij WNL op Zondag. Ook D66 zit op deze lijn. GroenLinks kiest voor 60 procent vanaf 200.000 euro en bij de SP gaat het toptarief vanaf 150.000 euro naar 65 procent.

Opvallend is dat de meeste partijen kiezen voor meer tarieven in box 1, terwijl het aantal tariefschijven in de huidige kabinetsperiode nog juist was teruggebracht tot twee, voor belastingbetalers met AOW tot drie. Het laagste tarief gaat bij nagenoeg alle partijen overigens omlaag.

Box 1: einde van de middelingsregeling?

Belastingbetalers met sterk wisselende inkomens in box 1 maken vaak gebruik van de huidige middelingsregeling. Door inkomens van drie kalenderjaren te middelen, kunnen zij onder bepaalde voorwaarden een tariefvoordeel behalen en betaalde inkomstenbelasting terugvragen aan de Belastingdienst. Bij VVD, GroenLinks en ChristenUnie vervalt de middelingsregeling.

Box 2: verhoging tarief voor ondernemers tot 45 procent

In box 2 wordt het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang belast. In de praktijk gaat het daarbij om ondernemers met een eigen BV die inkomen uit hun aanmerkelijkbelangaandelen ontvangen. Denk bijvoorbeeld aan dividend en de winst bij verkoop van deze aandelen. Van aanmerkelijk belang is meestal sprake bij een aandelenbezit vanaf 5 procent. Sinds 2021 is het tarief 26,9 procent in box 2.

Bij de VVD gaat het tarief in box 2 omlaag. In ieder geval bij CDA en ChristenUnie verandert het huidige tarief niet. D66, GroenLinks, SP en PvdA kiezen voor een progressief tarief in box 2. Een progressief tarief loopt op naarmate het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang toeneemt. Er komen dan meer tarieven. D66 stelt de range van 28 tot 35 procent voor, de SP 27 tot 36 procent. Bij GroenLinks gaat het huidige tarief omlaag naar 23,5 procent en gaat het vervolgens stapsgewijs omhoog tot 42,9 procent. De PvdA zit op tarieven van 30 tot 45 procent. Daarnaast willen D66, SP en PvdA een jaarlijkse voorheffing in box 2 invoeren van 4 procent op de boekwaarde van het vermogen in de vennootschap.

Box 3: meer belasting voor vermogenden

In box 3 wordt het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen belast. De inkomstenbelasting wordt geheven over een forfaitair (lees: vast) rendement waarvan de hoogte afhankelijk is van de omvang van het vermogen binnen drie vermogensschijven. De belastingdruk in deze box varieert in 2021 van 0,59 tot 1,76 procent van het belaste vermogen in box 3.

Bij een aantal partijen gaan met name mensen met een box 3-vermogen boven 1 miljoen euro extra inkomstenbelasting betalen. Deze heffing vullen de partijen overigens verschillend in. Zo kiest GroenLinks bijvoorbeeld voor een vermogensbelasting op het bruto bezit boven één miljoen euro in box 3, de eigen woning, het ondernemingsvermogen en het aanmerkelijk belang in box 2. GroenLinks houdt ook rekening met de resterende hypotheekschuld en woningen met een waarde onder één miljoen euro zijn daarbij vrijgesteld. Bij de SP gaat het om een vermogensbelasting waarbij naast het box 3-vermogen ook eigenwoningbezit vanaf 750.000 euro meetelt. D66 en ChristenUnie willen een toptarief van 40 procent in box 3.

Vorig jaar nam de Tweede Kamer nog unaniem een motie aan over box 3. De gehele Kamer verzocht het kabinet een extern onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden om in box 3 te heffen op basis van het werkelijk behaalde rendement. Binnenkort maakt het kabinet de uitkomsten bekend. Na de Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart a.s. weten we in welke richting het fiscale klimaat zich zal ontwikkelen.