Van Vroman tot Vasalis: de gedichten uit Bosma’s eerste maanden als Kamervoorzitter

16 februari 2024Leestijd: 10 minuten
Kamervoorzitter Martin Bosma

Twee maanden is Martin Bosma voorzitter van de Tweede Kamer. In die maanden droeg hij in bijna alle vergaderingen een gedicht voor. Het leidt bij een enkele buitenstaander tot gemopper. Anderen, zoals premier Rutte, komen met tips.

Kamervoorzitter Martin Bosma werd in de trein herkend en aangesproken. ‘Toen ik het rijtuig uitstapte, siste iemand: “Afslijkvesalis.” Ik zei: “Wat zegt u?” Toen zei de meneer: “‘Afsluitdijk’, Vasalis. Verzoeknummer.”’

Bosma droeg het gedicht van de dichteres prompt voor op haar geboortedag, 13 februari. Een dag later, op Valentijnsdag, koos hij voor een liefdesgedicht van Hans Andreus.

Bosma (PVV) was al sinds 2010 actief als ondervoorzitter. Na diverse keren te zijn gepasseerd, verkoos de Kamer hem op 14 december 2023 als opvolger van voorzitter Vera Bergkamp (D66).

Bosma kreeg die dag kritische vragen, vanwege eerdere uitspraken van hemzelf als Kamerlid en die van mede-PVV’ers. Bosma hamerde erop dat hij als Kamervoorzitter ‘knetterneutraal’ zou zijn. Ook beloofde hij om in 2024 – volgens hem een jubileumjaar voor de Kamer, omdat de Staten-Generaal 560 jaar bestaat – elke vergaderdag een gedicht voor te dragen.

Ook premier Rutte had een tip voor een gedicht

Dat voorlezen begint al te wennen. Ook bij de buitenwacht. Zie het verzoeknummer van de treinpassagier. Premier Mark Rutte had er ook een: of de voorzitter ‘Het kiezen van een ansichtkaart’ van Rutger Kopland kon voorlezen op de dag dat de Kamer de begroting van het ministerie van Algemene Zaken behandelde. En zo geschiedde. Alleen was Bosma zelf ziek. Daarom droeg ondervoorzitter Tom van der Lee het gedicht voor.

Soms kiest voorzitter Bosma een ander moment dan gebruikelijk voor het gedicht. Dat is te zien in onderstaande video.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Bosma kiest graag gedichten die passen bij de agenda van die dag. Zo liep de dichteres Ester Naomi Perquin een paar maanden mee met de politie. Ze schreef er de bundel Lange armen over. Bosma las het voorafgaand aan een debat over de politie. Van Gerrit Achterberg las hij, op voorstel van het Zeeuwse Kamerlid Jacqueline van den Hil (VVD), het sonnet ‘Watersnood’ voor in de week van de herdenking van de ramp in 1953. En Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) suggereerde hem ‘De boer van Westwollingwou’ van Annie M.G. Schmidt voor te dragen voorafgaand aan een landbouwdebat.

‘Annie M.G. Schmidt zou zich in haar graf omdraaien’

In de brievenrubriek van de Volkskrant klinken intussen wat zurige reacties. Zoals na Bosma’s voordracht van een gedicht van Annie M.G. Schmidt. ‘Ik denk dat zij zich in haar graf omdraait als ze hoort dat een xenofobe populist haar werk voordraagt.’ Er kwam ook tegenspraak. ‘Een linkse stemmer mag rechtse poëzie lezen en een rechtse voorzitter mag oproerige gedichten voordragen bij de opening van de vergadering.’

Bosma behoort tot de PVV van Geert Wilders. De partij maakte zich verre van geliefd in de culturele wereld door forse bezuinigingen af te dwingen in het gedoogkabinet-Rutte I (2010-2012). De eveneens gehate staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) voerde die vervolgens uit.

Hieronder de gedichten uit Bosma’s eerste maanden als Kamervoorzitter

Bosma: ‘Ik open de vergadering van 14 februari. Aan de orde is het debat over het eindverslag van de informateur. Het zal een debat zijn waarin de degens gekruist worden, maar het is vandaag ook Aswoensdag. Dan worden wij herinnerd aan de nietigheid van het bestaan. We feliciteren ook de minister-president. Die is jarig vandaag. Het is vandaag ook — maar dat hoef ik u niet te vertellen, want gij zijt allen romantici — Valentijnsdag. Daarom begin ik met een heel mooi liefdesgedicht.’

14 februari: Hans Andreus – ‘Voor een dag van morgen’

Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.

Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw,
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.

13 februari: Vasalis – ‘Afsluitdijk’

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken,
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ’t een droom, in ’t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak,
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

In onderstaande video draagt Bosma ‘Afsluitdijk’ van Vasalis voor.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

6 februari: Leo Vroman – ‘Vrede’

Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met zijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
Sinds ik mij zo onverwacht
in een taxi had gestort
dat ik in de nacht een gat
naliet dat steeds groter wordt,
sinds mijn zacht betraande schat,
droogte blozend van ellende
staan bleef, zo bleef stilstaan dat
keisteen ketste in haar lenden,
ben ik te dicht en droog van vel
om uit te zweten in gebeden,
kreukels knijpend evenwel,
en ‘vrede’ knarsend, ‘vrede, vrede’.
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

1 februari: Ester Naomi Perquin – ‘Voor’

Hoe meet je de zwaarte van een klap die nooit kwam,
zoek je de fiets waar niets mee is, die er nog staat?
De brand in een leegstaand schoolgebouw,
nooit uitgebroken, laat geen sporen na.
Hier is de eindeloze lijst van dingen die niet zijn gebeurd,
hier is de nooit betaalde prijs voor toeval, dronkenschap,
loslippigheid. Hier is het dodelijke ongeluk, de schade
die je nooit veroorzaakt hebt.
Hier klinkt de niet geslaakte kreet van twee
uit bed gebelde ouders. De stad zwermt
van ongehoord geluid. Je luistert ’s nachts
naar de zachte voetstap van de dochter die
onaangetast de trap op sluipt.

30 januari: Gerrit Achterberg – ‘Watersnood

Beelden van Zadkine stonden moeders daar
babies boven de springvloed uit te beuren.
Zonen zagen hun vaders medesleuren
— wat wordt een ouder in je handen zwaar;
de schuren van de boerderijen scheuren.
Ratten en mensen klommen door elkaar.
Een kind zat om haar dode pop te zeuren
en was het ogenbliklijk zelf nog maar.

Het water steeg tegen het vee omhoog.
De koppen groeiden van geluid en dood.
Het wurgde zich; de balg ondersteboven.
Kippen vlogen als sneeuw de golven over.

Padvinders vonden later, vals en droog,
katten in bomen; een portret, een brood.

25 januari: Jan van Nijlen – ‘Bericht aan de reizigers

Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen,
dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.

Zit rustig en geduldig naast het open raam:
gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.

Zoek in ’t verleden weer uw frisse kinderogen,
kijk nonchalant en scherp, droomrig en opgetogen.

Al wat ge groeien ziet op ’t zwarte voorjaarsland,
wees overtuigd: het werd alleen voor u geplant.

Laat handelsreizigers over de filmcensuur
hun woordje zeggen: God glimlacht en kiest zijn uur.

Groet minzaam de stationschefs achter hun groen hekken,
want zonder hun signaal zou nooit één trein vertrekken.

En als de trein niet voort wil, zeer ten detrimente
van uwe lust en hoop en zuurbetaalde centen,

Blijf kalm en open uw valies; put uit zijn voorraad
en ge ondervindt dat nooit een enkel uur te loor gaat.

En arriveert de trein in een vreemdsoortig oord,
waarvan ge in uw bestaan de naam nooit hebt gehoord,

Dan is het doel bereikt, dan leert gij eerst wat reizen
betekent voor de dolaards en de ware wijzen…

Wees vooral niet verbaasd dat, langs gewone bomen,
een doodgewone trein u voert naar ’t hart van Rome.

Aldus Jan van Nijlen, heel lang geleden. Bericht aan de reizigers, vanwege Gedichtendag. Een interruptie op dit gedicht van mevrouw Van der Plas.

24 januari: Lévi Weemoedt – ‘De menselijke conditie’  

Het roken heb je
opgegeven

Je drinkt niet meer
wat het is geweest

Jammer alleen
dat gezonder leven

Zo schadelijk is
voor je geest

In de onderstaande video draagt Bosma De menselijke conditie’ voor.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

23 januari: Martinus Nijhoff – ‘De moeder de vrouw’ 

Bosma: ‘Ik open de vergadering en daarmee de parlementaire week. Een van de dingen die we gaan doen deze week is het bespreken van de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dan kom je uit op prachtig mooie gedichten over treinen, bruggen en wegen. Een prachtig gedicht om mee te beginnen.’

Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

In onderstaande video draagt Bosma ‘De moeder de vrouw voor.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

18 januari, op verzoek van premier Rutte en voorgedragen door ondervoorzitter Tom van der Lee: Rutger Kopland – ‘Het kiezen van een ansichtkaart’ 

Op de ansichtkaart staan een paar mannen
ze spelen pétanque onder een plataan
aan hun voeten de kogels die ze hebben gegooid

ze hebben het spel stilgelegd en denken na
ze staan in een kring met hun hoofden gebogen
over wat daar ligt

er ligt een probleem
zo hebben hun kogels nog nooit gelegen

ik kan heel lang kijken naar deze kaart
het zal daar bijna avond zijn, de schaduwen
zijn al lang, het einde van een warme dag

en terwijl er daar niets beweegt
groeit onzichtbaar langzaam een vraag
de vraag: wat nu

ik zou je deze kaart graag willen toesturen

Dank u wel.

17 januari, voorgedragen door ondervoorzitter Roelien Kamminga: Gerrit Komrij – ‘Schoolklas’ 

Er hing iets in de lucht. Tussen de
banken
En tassen steeg de geur op van jasmijn
Of van iets anders lenteachtigs. Klanken
Van herdersfluiten hoorde ik ook,
ragfijn.

Het was de nullijn tussen twee seizoenen,
De naald die klem zat tussen muur en muur.
Een stille jongen droomt van
bokshandschoenen.
Een zwijgend meisje droomt van laaiend
vuur.

Was het de liefde? Nee, zo dadelijk komt
De nieuwe meester binnen en het
wachten
Is op zijn eerste woord – op de seconde

Dat elke tegenspraak meteen verstomt,
Dat er geluisterd wordt met open monden –
Verdomd, dat zijn geen klanken, maar gedachten.

Aldus Gerrit Komrij in zijn prachtige gedicht Schoolklas.

16 januari: Theun de Winter – ‘Terug naar de kust’ 

Ik weet niet wat het is maar er is iets mis
Hoe zou dat komen
Ik loop ’t liefst alleen, niemand om me heen
In mezelf te dromen
‘k Wil terug naar de kust
Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust
Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m’n jeugd voorbijging

‘k Voel me hier niet goed waar ik wonen moet
Tussen al die mensen
Laat me nu maar gaan achter de meeuwen aan
En mijn vage wensen
‘k Wil terug naar de kust
Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust
Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m’n jeugd voorbijging

O, hoe kom ik hier vandaan
Was ik maar niet weggegaan
‘k Hoor de branding in m’n hoofd
Had ik eerder maar geloofd
Wat die stem toen heeft voorspeld
Dat geluk verdwijnt voor geld
Mist en regen, westenwind
Zeg mij of ik ’t ooit weer vind

In onderstaande video draagt Bosma ‘Terug naar de Kust’ voor.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

21 december: Annie M.G. Schmidt – ‘De boer van Westwollingwou’ 

Dit is de boer van Westwollingwou,
die boer wil zo graag naar de maan.
Hij ligt maar te piekeren ’s avonds in bed,
zodra hij zijn slaapkalot op heeft gezet:
Och had ik, och had ik maar een raket,
dan zou ik vanavond nog gaan.

Ai, denkt hij, wat fijn zal het zijn op de maan,
och, als het maar lukken wou,
er zijn daar geen zorgen, o nee, o nee,
geen koeien, geen schapen, geen enkel soort vee,
dan neem ik een wollen dekentje mee,
een dekentje tegen de kou.

En eens op een nacht kijkt de boer uit het raam,
en raadt eens, wat hij daar ziet!
Een ladder, die reikt precies tot de maan!
Wel, wel, zegt de boer, kijk eens aan, kijk eens aan,
nu zal het wel lukken, nu zal het wel gaan,
eenvoudiger kan het al niet.

Hij komt uit zijn bed en klimt uit het raam,
de avond is fris en het waait,
hij klautert en klimt, het is vreselijk ver;
beneden zich ziet hij een vallende ster,
en juist als hij denkt: Nou ben ik er!
dan roept hij ineens: Verdraaid!

Zijn dekentje heeft hij vergeten, och hee,
die boer van Westwollingwou.
Nog maar een paar treden, kijk daar is de maan,
daar ziet hij de maanbewoners al staan,
toch durft hij het zonder deken niet aan,
zijn dekentje tegen de kou.

Wel, denkt hij, dan ga ik maar even terug,
welja, ook al spijt het me zeer,
ik moet het gaan halen, o, zeker, bepaald,
hij daalt en hij daalt en hij daalt,
maar als hij de deken van ’t bed heeft gehaald,
dan is die ladder er niet meer.

Daar zit nu die boer van Westwollingwou,
en over zijn wang loopt een traan.
Ik was er toch bijna, ik was er toch net,
wie heeft nou toch die ladder weer weggezet?
Nu zit hij zielig te huilen op bed,
nu kan hij nóóit meer naar de maan.

Ook bij zijn verkiezing tot voorzitter droeg Bosma meteen al een gedicht voor:

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

14 december, het gedicht dat Martin Bosma bij zijn verkiezing tot voorzitter voordroeg: Gerard Reve – ‘Dagsluiting’ 

Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U.