Ingezonden opinie: Britten benutten de kansen van Brexit onvoldoende

30 juni 2023Leestijd: 4 minuten
Vlaggen Verenigd Koninkrijk & EU. Foto: xZoonar.com/Smilla72x 18800095

Zeven jaar na het Brexit-referendum loont het de moeite om te kijken hoe het de Britten is vergaan. Kort samengevat hebben zij vooral geleden onder de nadelen van Brexit, zonder veel van de voordelen uit te buiten, schrijft Pieter Cleppe in een ingezonden opiniestuk.

De nieuwe hindernissen voor handel en reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie zijn een slechte zaak, en voor iedereen zichtbaar. Dat is ook waarom het aantal Britten dat voor een terugkeer in de EU zou stemmen, in peilingen nu een voorsprong van tot wel 20 procentpunt heeft op de tegenstemmers. Of dat politiek realistisch is, en of de EU bereid zal zijn het Verenigd Koninkrijk weer alle opt-outs te geven, is een andere vraag.

Dat Brexit nieuwe handelsbelemmeringen zou opleveren, was altijd al bekend. Dat erkenden ook de meeste Brexiteers. De meer gematigden onder hen zagen Brexit steeds als de op één na beste optie. Voor hen was het optimale scenario dat de EU eindelijk zou luisteren naar de zorgen van de Britten, die ook breed gedeeld werden in de andere EU-lidstaten.

Volgens Brexiteers zouden voordelen zwaarder wegen dan nadelen

Brexiteers stelden dat de nadelen van Brexit zouden worden gecompenseerd door de voordelen. Behalve dat er wat geld uit de EU-begroting zou terugkomen, en dat de Britten meer controle zouden krijgen over het immigratiebeleid, wezen ze vooral op de toenemende handelsmogelijkheden buiten de EU, met als extra voordeel dat het Verenigd Koninkrijk niet langer verplicht zou zijn al die lastige EU-regels te accepteren. Daarvan had de Europese Commissie zelf toegegeven dat ze een probleem waren, toen ze in 2014 begon met haar agenda voor betere regelgeving’, onder invloed van Frans Timmermans nog wel, de huidige Europese klimaatpaus’ voor wie er nooit genoeg regulering lijkt te zijn.

Als middel om de pas verworven Brexit-vrijheden te benutten, beloofde de Britse premier Rishi Sunak vorig jaar te beginnen met een vreugdevuur’ waarin vele EU-regels zouden verdwijnen. Maar dat voornemen werd onlangs geschrapt. De belangrijkste reden was – naast een soort partij-overschrijdende regelzucht – simpelweg dat veel Britse bedrijven er niet op zaten te wachten. Zij hebben talloze investeringen gedaan om aan al die regels te voldoen, wat niet altijd geldt voor buitenlandse concurrenten.

Het was dan ook altijd al duidelijk dat als de regelgeving in het Verenigd Koninkrijk fors zou gaan afwijken van het Europese, dat kwam door een Britse keuze om updates van EU-regelgeving niet langer te kopiëren. Ook al betekende het dat het een deel van de toegang tot de EU-markt zou worden opgeofferd. Een soortgelijke afweging moet Zwitserland nu maken. Dat land sloot voor verschillende sectoren bilaterale overeenkomsten met de EU over markttoegang in ruil voor het volgen van de Europese regelgeving, maar die lopen nu één voor één af. Pogingen tot een alomvattend raamakkoord zijn vooralsnog mislukt.

Bescheiden divergentie in regelgeving  

Niettemin is het Verenigd Koninkrijk al begonnen aan afwijkende regelgeving, hoe bescheiden ook. Dat is zichtbaar in de context van de Britse toelating tot het handelsakkoord Comprehensive and Progressive Agreement for Trans Pacific Partnership (CPTPP), dat ongeveer een half miljard consumenten betreft, 15 procent van de opgetelde mondiale bruto binnenlandse producten (bbp’s).

In feite heeft het Verenigd Koninkrijk al goede handelsovereenkomsten met negen van de elf CPTPP-landen, maar die had het nog niet met Maleisië, een belangrijke exporteur van palmolie. Inmiddels hebben palmolieproducenten te kampen met zware nieuwe EU-regelgeving om ontbossing tegen te gaan. Er is bewust voor gekozen de regelgeving van de EU hier niet te volgen, om de Britse plaats in het CPTPP veilig te stellen.

Anders dan de EU accepteren de Britten simpelweg de regelgeving voor palmolie van hun handelspartners. Daarnaast erkennen zij een veel minder omslachtige vorm van certificering, waar ook kleinere Maleisische palmolieboeren aan kunnen voldoen – de Malaysian Sustainable Palm Oil (MSPO). De EU weigert die te erkennen, ook al heeft dit grote sociale gevolgen voor Maleisië. De Britten lieten ook nog het invoertarief voor palmolie onmiddellijk zakken van 12 naar 0 procent.

Dit alles leidde tot protesten van groene activisten in het Verenigd Koninkrijk, maar hun reactie is kortzichtig. Zoals ook het World Wildlife Fund (WWF) aangeeft, is het rendement van de grond op palmolieplantages veel hoger dan bij cultivering van alternatieve gewassen, die ook meer druk leggen op het milieu. Het mag dan ook niet verbazen dat volgens geruchten de aanpak van de EU is ingegeven door protectionisme op verzoek van de Europese oliezadenlobby.

Britse successen in contrast met Europees regelgevend ‘kolonialisme’

De Europese houding bleef niet zonder gevolgen. Eind mei bevroren Indonesië en Maleisië eind mei de handelsbesprekingen met de EU. Ook met andere handelspartners heeft de EU moeite handelssuccessen te boeken. De gesprekken met het Latijns-Amerikaanse handelsblok Mercosur slepen zich maar voort en ook met Australië lukte het een paar weken geleden niet om een handelsakkoord te sluiten, vanwege de Europese weigering om Australische landbouwproducten meer markttoegang te geven. Het Verenigd Koninkrijk ondertekende daarentegen al eind 2021 een vrijhandelsovereenkomst met Australië.

Misschien zullen deze bescheiden successen de Britten inspireren zich meer te richten op de kansen die Brexit biedt. In de EU zijn intussen tekenen van introspectie zichtbaar. De Duitse kanselier Scholz drong onlangs aan op een snelle afronding van handelsovereenkomsten zonder kolonialisme’, na klachten van met name Afrikaanse landen dat de EU zich bezondigt aan neokolonialisme en regelgevingsimperialisme’ wanneer zij meer handelsvrijheid koppelt aan eisen voor werknemersrechten, voedselveiligheid en klimaatbeleid. Naar verluidt dreigen deze landen zich tot China te wenden. Scholz stelde daarover dat als we jarenlang zonder succes blijven onderhandelen over nieuwe vrijhandelsovereenkomsten, anderen in de toekomst de regels zullen dicteren – met lagere milieu- en sociale normen tot gevolg’. Daar valt niet veel aan toe te voegen.