Chinees dispuut met Tsjaad is testcase voor andere landen

14 augustus 2014Leestijd: 3 minuten

De regering van Tsjaad zet de Chinese staatsoliemaatschappij CNPC het land uit. Andere opkomende economieën kijken belangstellend toe hoe het grote China dit varkentje denkt te gaan wassen.

Deze week kwam een ruzie tussen Tsjaad en China tot een voorlopige climax. Djerassem Le Bemadjiel, minister van olie in Tsjaad, belegde een persconferentie om de wereld te vertellen dat hij het contract verbreekt met de Chinese staatsoliemaatschappij CNPC.

Tsjaad is één van de vijf armste landen ter wereld. Drie van de vier inwoners leven onder de armoedegrens. De inwoners sprongen een gat in de lucht toen er olie in de grond werd ontdekt.

De contracten om het zwarte goud te winnen werden aan Amerikaanse en Chinese bedrijven gegund. Vanaf 2003 wordt er olie opgepompt die sinds 2004 door 1.100 kilometer pijpleiding door Kameroen naar de Atlantische kust wordt getransporteerd.

Bos

Een jaar geleden trok de regering van Tsjaad aan de bel. In Koudalwa, 220 kilometer ten zuiden van de hoofdstad N’Djamena, zou door CNPC bij de winning zoveel olie zijn gelekt, dat een heel bos is afgestorven.

Omdat CNPC niet reageerde werd de oliewinning stilgelegd en kreeg de oliemaatschappij 1,2 miljard dollar (900 miljoen euro) aan boetes opgelegd. Omdat CNPC niet wil betalen, heeft Tsjaad maandag de concessies opgezegd.

Armoede

De kwestie is om diverse redenen interessant. De Wereldbank betaalde de pijpleiding in ruil voor de belofte dat Tsjaad 70 procent van de inkomsten zou gebruiken om armoede te bestrijden en 10 procent van de inkomsten zou reserveren voor het tijdperk nadat de oliebronnen zijn opgedroogd.

De regering van Tsjaad heeft zich daar niet aan gehouden en het geld is opgegaan -onder meer aan wapens – zonder dat de bevolking daar veel van heeft geprofiteerd.

Minstens zo interessant is dat hier een internationaal conflict wordt uitgevochten dat de toekomst van China’s grondstoffenpolitiek bepaalt.

China heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot de grootste exporteur ter wereld. Omdat het veel meer exporteert dan importeert is er sprake van een gigantisch handelsoverschot.

Rente

Een deel van dat geld wordt gebruikt om buitenlandse staatsleningen te kopen; China is bijvoorbeeld de grootste geldschieter van de Amerikaanse regering. Een deel wordt via de staatsinvesteringsmaatschappij CIC in buitenlandse bedrijven geïnvesteerd, zoals het Britse vliegveld Heathrow.

Deze investeringen moeten voor een vaste stroom aan rente, afbetalingen en dividend zorgen. Maar er blijft voldoende geld over.

Paleis

China gebruikt dat om te zorgen dat het land goedkoop kan blijven produceren. Het biedt regeringen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika financiering van grote projecten. Van stuwdammen, snelwegen, spoorlijnen, havens en vliegvelden profiteert de lokale economie, maar als een buitenlandse regering een nieuw presidentieel paleis of een stadion wil kan dat ook.

China zorgt dat de projecten snel worden gerealiseerd en laat zich gedurende 20 tot 30 jaar in natura terugbetalen in grondstoffen of voedsel. Het interessante aan dit model is dat China zijn enorme cashflow gebruikt om zijn voedsel- en energiezekerheid voor de komende decennia te garanderen.

Dit heeft potentieel grote gevolgen voor het westen. Onze markten werken volgens de vrijemarkteconomie. Dat systeem werkt prima zolang iedereen zich aan dezelfde spelregels houdt. Maar China is groot genoeg om zijn eigen regels te maken.

Prijzen

Dankzij een georkestreerd samenspel tussen internationale diplomatie en staatsbedrijven weet China contracten af te sluiten voor de langdurige levering van grondstoffen en voedsel tegen de prijzen van nu.

Als er de komende decennia schaarste ontstaat en de prijzen stijgen, staan westerse bedrijven met lege handen. Consumenten in het westen zullen daarvoor de prijs betalen.

Dictators

De Chinese aanpak heeft echter een achilleshiel. China betaalt vooruit en laat zich over langere tijd uitbetalen. Wat gebeurt er als ooit bevriende regeringen of dictators vallen? Of als Chinese bedrijven – terecht of onterecht – enorme boetes of schadevergoedingen moeten ophoesten?

De ruzie over milieuvervuiling in Tsjaad wordt daarvoor een eerste testcase. China kan het annuleren van de contracten door Tsjaad niet over zijn kant laten gaan. Maar hoe krijgt het Tsjaad weer in het gareel? In veel hoofdsteden in opkomende economieën wordt daar belangstellend naar gekeken.