Rutte III: Meer werken loont niet boven 40.000 euro

27 oktober 2017Leestijd: 2 minuten
Rutte III op het bordes

Het nieuwe kabinet wil werken meer laten lonen, maar erkent dat dit alleen opgaat voor mensen die minder dan grofweg 40.000 euro verdienen. Dat blijkt uit een brief die de nieuwe minister van Sociale Zaken, D66’er Wouter Koolmees, naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Nieuw!

Meld u hier gratis aan voor de Elsevier Weekblad Belasting Update, de wekelijkse nieuwsbrief met het laatste fiscale nieuws, analyses en commentaren. Elke vrijdag in uw postvak.

Voor wie meer verdient, daalt de zogeheten ‘marginale druk’ niet, maar stijgt deze zelfs. Het gaat om 38 procent van alle Nederlanders die daar last van hebben. Van elke euro die zij extra verdienen, moeten zij meer dan de helft aan de fiscus afdragen.

Volgens Koolmees gaan mensen die grofweg 40.000 euro tot 60.000 euro verdienen niet 52,50 euro belasting betalen over elke 100 euro extra inkomen, maar 52,90 euro. Voor mensen die meer verdienen, stijgt de belastingdruk over die extra 100 euro van 55,10 euro naar 56 euro.

Mensen die minder dan 40.000 euro verdienen, gaan er volgens de nieuwe minister wel op vooruit in de nieuwe situatie. Wie het minimumloon, of iets meer verdient, houdt van elke 100 euro extra loon, meer dan 52 euro over. Nu is dat nog 48 euro.

Marginale druk, brief Koolmees
Uit de brief van minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees

Sociale vlaktaks

Het duurt nog jaren voordat het nieuwe kabinet Rutte III de beloofde ‘sociale vlaktaks’ gaat invoeren.

De bedoeling is dat het overgrote deel van de Nederlanders in één belastingschijf vallen van 36,93 procent. Alleen voor mensen die meer dan 68.600 euro verdienen, is er een hogere schijf van 49,5 procent. Nu zijn er nog vier schijven.

Jaren wachten

Uit de brief van minister Koolmees, blijkt dat het nieuwe kabinet vier jaar de tijd neemt om de huidige drie laagste schijven, te fuseren tot één schijf.

Zo blijft de eerste schijf van 36,55 procent volgend jaar ongewijzigd. In 2019 moet deze stijgen tot 36,69 procent, om uiteindelijk uit te komen op 36,89 in 2021. Deze stijging wordt onder meer gecompenseerd door een hogere korting op de belasting (arbeidskorting en algemene heffingskorting).

Omhoog en omlaag

De tweede en derde schijf worden volgend jaar iets verhoogd: van 40,8 procent, naar 40,85 procent. In de jaren daarna daalt dit geleidelijk tot 36,89 procent.

De hoogste, vierde schijf, wordt volgend jaar iets verlaagd van 52 procent naar 51,95 procent, om in de daarop volgende jaren verder te dalen tot 49,5 procent.

Gepensioneerden

In de brief van de nieuwe minister van Sociale Zaken blijkt verder dat de verwachting is dat 12 procent van alle gepensioneerden er op achteruit zal gaan de komende jaren. De koopkrachtmin bedraagt volgens Koolmees tussen de 0 en 2 procent per jaar. 83 procent van de gepensioneerden zou er juist 0 tot 2 procent op vooruit gaan. 1 procent zelfs meer dan 5 procent. Dat komt onder meer doordat de ouderenkorting op de belasting wordt verhoogd.