Academische bestuurders moeten universiteiten redden van identitaire inquisitie

20 mei 2022Leestijd: 5 minuten
Studenten aan de Universiteit van Amsterdam tijdens een college in een collegezaal. Foto: ANP BART MAAT

In de loop van de geschiedenis hebben universiteiten zich ontworsteld aan de religieuze dogma’s van het middeleeuwse christendom. Maar tegenwoordig gelden dankzij activistische studenten en postmoderne ideologen de nieuwe dogma’s van het identiteitsdeterminisme, constateert Afshin Ellian. ‘Een universiteit die nieuwsgierigheid aan banden legt, is geen safe space.’

Afshin Ellian

Prof.mr.dr. Afshin Ellian (Teheran, 1966) is hoogleraar encyclopedie van de rechtswetenschap en wetenschappelijk directeur van het Instituut voor Metajuridica aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden. Hij schrijft wekelijks onder meer over de idealen en vrijheden van de westerse cultuur.

Academische vrijheid is een onmisbaar principe. Buiten de westerse wereld bestaat deze vrijheid niet, alleen democratische open samenlevingen kennen dit beginsel. Al duurde het ook in het Westen een aantal eeuwen voordat men het beginsel van academische vrijheid heeft willen aanvaarden. In dit beginsel komen twee soorten vrijheden samen: vrijheid van onderzoek en vrijheid van onderwijs.

De democratische samenleving kent de scheiding tussen macht (de staat), kennis (universiteiten en media) en recht (het rechtelijk oordeel als eindproduct). De staat mag de academie niet opdragen uit welke boeken moet worden gedoceerd of welke theorieën mogen worden besproken. Ook mag de overheid ons niet opdragen naar bepaalde zaken geen onderzoek te doen. Deze vrijheden garanderen een ontwikkeling die is gebaseerd op nieuwsgierigheid. Dat heette in de Middeleeuwen curiositas.

Het theologische adagium luidde: Nobis curiositate opus non est post Christum Jesum; nec inquisitione, post Evangelium (voor ons is weetgierigheid niet meer van node na Jezus Christus, noch onderzoek na het Evangelie). De vrijheid van onderzoek en onderwijs werd dus in het middeleeuwse christendom ingeperkt door de instrumentele inzet van het Evangelie. De Duitse filosoof Hans Blumenberg (1920-1996) onderzocht de ontwikkeling en de manier waarop de inperking van de kennisvergaring (de academische vrijheid) werd gevormd.

Christelijke theologie perkte vrijheid in, maar hief die inperking ook op

De vrijheidsinperking ontstond in de christelijke theologie, maar de opheffing daarvan gebeurde ook in de christelijke theologie. Daardoor werd ruimte gecreëerd voor het kritisch denken waaraan we het Westen van vandaag de dag te danken hebben. Ten tijde van de filosoof en kerkvader Augustinus (354-430) beschouwden gelovigen curiositas als verleiding (forma tentationis).

Lees ook het commentaar van Joppe Gloerich: Coalitie maakt terecht een punt van academische vrijheid

De nieuwsgierigheid, de dorst naar kennis buiten de Bijbel om en theologische dogma’s werden gezien als een verleiding die de mens van God zou verwijderen. Nuttigheid van kennis en genot van kennisvergaring zouden een blokkade vormen voor het bereiken van de spirituele wereld. De ketterij van curiositas werd daarom van tijd tot tijd hard aangepakt. Twijfel paste niet bij het dogmatische geloof. De curiositas moest worden geëmancipeerd van de theologie.

Gaandeweg gingen theologen de taal (Latijn) interpreteren waarin geloof en een verbod op curiositas waren geformuleerd. De zorg (cura) als elementaire basis van het woord ‘curiositas’  keerde terug in de interpretatie van het begrip curiositas. In nieuwsgierigheid ligt ook zorg besloten. Cura is even christelijk als het woord curiositas waarvan nieuwsgierigheid is afgeleid.

Zoeken naar waarheid, ook buiten theologie, is essentie van de mens

Hoe kun je de zorg voor een ander gestalte geven als je niet over noodzakelijke kennis beschikt? Zo kwam er een eind aan de ketterij van nieuwsgierigheid. Daarom stelt filosoof Blumenberg dat de moderne tijd niet begon met de doodverklaring van God, maar met deus absconditus (de verborgen God). Het zoeken naar waarheid, ook buiten de theologie en het geloof, is de essentie van de mens die naar het evenbeeld van het allerhoogste intellect is geschapen.

Waarom zou je nieuwsgierig zijn als er toch niks mooiers en verleidelijkers te zoeken en te vinden valt dan een absolute alomvattende waarheid? Deze vraag is opnieuw actueel.

Christenen hebben onderscheid kennis en geloof al lang aanvaard

Niet de christelijke theologen of de paus willen een verbod op curiositas. Zij hebben al lang aanvaard dat er een onderscheid bestaat tussen kennis en geloof. De religieuze waarheid en het mechanisme van de vaststelling daarvan onderscheidt zich van de wetenschappelijke, filosofische waarheid door de onvoorwaardelijke waarheid in het geloof. Op de universiteit bestaan geen onvoorwaardelijke waarheden. Alles wat academici poneren, is al geconditioneerd door de logische voorwaarden voor de geldigheid van een universele uitspraak die vroeg of laat moet kunnen worden getest aan de werkelijkheid.

Niet de bisschoppen, maar de activistische studenten onder leiding van postmoderne ideologen willen curiositas inperken. Het streven naar een intellectuele safe space (veilige omgeving) is niets anders dan een verbod op curiositas. De Britse academicus Joanna Williams omschrijft deze moderne beweging in The open society and its closed communities als volgt:

‘Volgens het identiteitsdeterminisme staat academische vrijheid de reeds bevoorrechten toe te beledigen door het onbeperkte gebruik van ‘woorden die verwonden’. Radicaal zijn betekent vandaag de dag dat men beperkingen van de academische vrijheid eist, in het bijzonder om beledigende of kwetsende uitingen aan banden te leggen. De laatste tijd gaat deze benadering verder dan het aanvechten van de veronderstelde voorrechten van blanke mannen op het gebied van meningsuiting, en wordt ze in toenemende mate gebruikt tegen groepen die in een niet al te ver verleden zelf als minderheidsstemmen zouden zijn beschouwd’.

Ook de Kerk vond indertijd de stellingen van de Italiaanse priester en vrijdenker Giordano Bruno (die eindigde op de brandstapel), de Italiaanse natuurkundige Galileo Galilei en de Britse wetenschapper Charles Darwin uitermate beledigend en kwetsend.

Wie een inquisitie optuigt, wordt er ooit zelf slachtoffer van

Een universiteit die nieuwsgierigheid aan banden legt, is geen safe space. De sympathisanten van safe spaces moeten niet vergeten dat wie een inquisitie optuigt, ooit zelf slachtoffer van die inquisitie wordt. Wie de veiligheid van dogma’s opzoekt, moet niet naar een academie gaan. Daarvoor zijn andere instellingen. Wie de waarheid, theorieën, hypotheses, kortom curiositas zoekt, moet wel naar de universiteit, de onveiligste ruimte voor dogma’s gaan. Verdraagzaamheid is de belangrijkste voorwaarde voor academische veiligheid en vrijheid. In verdraagzaamheid verwonden woorden niet.

De academische bestuurders moeten weerstand bieden tegen de oprukkende intolerantie van de safe space-beweging.