Zo kan Eerste Kamer aan een anderhalvemeter-quorum komen

08 april 2020Leestijd: 3 minuten
De Eerste Kamer, bedoeld als aristocratisch instituut. Foto: ANP

Hoe kan de Eerste Kamer beraadslagen en besluiten nemen en toch de voor ons aller veiligheid noodzakelijke sociale afstand in acht nemen? Dat is een onderwerp waarover men zich het hoofd breekt op dit moment in politiek Den Haag. Toch ligt een oplossing binnen handbereik, schrijft Forum voor Democratie-fractievoorzitter in de Eerste Kamer Paul Cliteur: het is afhankelijk van de vraag hoe men de relevante wetsartikelen wil interpreteren.

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

Wat is het probleem? Volgens artikel 67 van de Grondwet mag de Eerste Kamer alleen beraadslagen en besluiten nemen ‘indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is.’ Dat zou, heel letterlijk genomen, betekenen dat 38 (van de 75) leden (quorum) in het gebouw van de Eerste Kamer moeten zitten. Liefst in de vergaderzaal.

Maar dat is onmogelijk in verband met de voorschriften van het RIVM. Wie een dergelijk soort vergadering zou willen organiseren, moet in een zalencomplex een zaal gaan huren die vele malen groter is dan wat de Eerste Kamer nu aan ruimte kan bieden. En bovendien houdt men het probleem dat men naar buiten moet om die zaal te bereiken. De zaal helemaal ‘veilig maken’ is nog maar een deel van de oplossing.

Foto: Dieter Telemans/HH

Paul Cliteur (1955) is hoogleraar encyclopedie van het recht aan de Universiteit Leiden en schrijver van Bardot, Fallaci, Houellebecq en Wilders(2016), In Naam van God (2018) en Cultuurmarxisme. Er waart een spook door het Westen (2018). Ook is hij directeur van het Renaissance Instituut, het wetenschappelijk bureau van Forum voor Democratie. Voor die partij is hij sinds juni 2019 lid van de Eerste Kamer.

Staatsrechtelijke fictie

Hebben we nu een onoverkomelijk probleem? Niet echt, want het Reglement van Orde van de Eerste Kamer telt een artikel 74 dat in feite een soort staatsrechtelijke fictie introduceert. Die houdt in dat de vereiste meerderheid voor de plenaire vergadering aanwezig wordt geacht wanneer de 38 leden ‘hun handtekening plaatsen’ op een lijst die via de griffie aan de voorzitter van de vergadering wordt aangeboden voordat de vergadering begint.

Van de 38 blijven dan 14 fractieleden en de voorzitter achter in het gebouw (van elke fractie een woordvoerder) die de noodzakelijke wetgeving goedkeuren om het parlementaire werk doorgang te laten vinden. De andere 23 vertrekken weer.

Digitale handtekening als oplossing

Waar de meningen nu over verschillen, is de vraag hoe ‘hun handtekening plaatsen’ voor de 38 zou moeten geschieden? Is daarvoor vereist dat de Kamerleden afreizen naar Den Haag (met alle problemen voor de veiligheid van zichzelf of anderen) en die handtekening in het gebouw van de Eerste Kamer op de lijst plaatsen om vervolgens weer te vertrekken? Een fysiek geplaatste handtekening dus? Of zou men een digitale handtekening kunnen plaatsen door bijvoorbeeld een mail met handtekening naar de griffie te sturen?

Het antwoord is niet zo moeilijk: onder de huidige omstandigheden afreizen naar Den Haag voor het plaatsen van een fysieke handtekening en vervolgens weer vertrekken, heeft geen staatsrechtelijke voordelen boven het plaatsen van een digitale handtekening en niet komen.

Een digitale handtekening heeft dezelfde rechtskracht als een fysiek geplaatste handtekening. Ook met de 15 mensen die naar Den Haag moeten afreizen houden we het veiligheidsrisico voor 15 personen. Maar dat is verkieslijk boven een veiligheidsrisico scheppen voor 38 personen.

Kamer moet zelf Grondwet uitleggen

De Eerste Kamer moet nu zelf bepalen hoe men artikel 67 van de Grondwet en artikel 74 Reglement van Orde-1 wil interpreteren. Kenmerkend voor het Nederlandse systeem is dat de wetgevende organen dat zelf moeten doen. Nederland kent geen constitutionele toetsing (art. 120 Gw) die de bevoegdheid tot uitleg bij een rechter zou leggen. De bevoegdheid tot uitleg van de Grondwet is aan de Kamer zelf.

Niets verzet zich tegen de acceptie van de digitale handtekening voor het quorum. Met de digitale handtekening kan het parlementaire werk doorgang vinden zonder dat de veiligheidsvoorschriften van de Nederlandse overheid worden geschonden. Met de digitale handtekening geeft de Eerste Kamer het goede voorbeeld.