De politiek-bestuurlijke klasse is eenzijdig samengesteld

17 augustus 2015Leestijd: 3 minuten
'ANP'

Nederlandse wethouders zijn in toenemende mate vuttende gemeenteambtenaren en leraren met hun pensioen in zicht.

Wie over politiek schrijft en een beetje intellectuele indruk wil maken, moet af en toe Max Weber (1864-1920) aanhalen. Wie een heel intellectuele indruk wil maken, kan zelfs een citaat van de Duitse socioloog als boektitel gebruiken. Dat deed Frits Bolkestein.

Een bundel essays van de oud-VVD-leider heet Boren in hard hout en dat is hoe Weber politiek omschreef. In het Duits klinkt het nog mooier: ‘Die Politik bedeutet ein starkes langsames Bohren von harten Brettern mit Leidenschaft und Augenmass zugleich.

Dit aforisme komt uit een lezing die Weber in 1919 hield. ­Politik als Beruf kreeg een klassieke status, mede vanwege het geïntroduceerde onderscheid tussen twee vormen van ethiek. Bij Gesinnungsethik staan de intenties centraal, bij Verantwortungsethik de gevolgen van een handeling.

Weber maakte nog een ander onderscheid, namelijk tussen zij die van de politiek leven en zij die voor de politiek leven. Deze laatste tweedeling duikt op in een recente beschouwing van een heel geleerde scribent over politiek.

In het Nederlands Juristenblad constateerde Mark Bovens, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Utrecht, dat in Nederland het beeld is ontstaan van een politieke klasse die alleen nog maar van de politiek leeft. Van belang voor de vitaliteit van een democratie is het om meer capabele burgers te lokken die, al is het maar tijdelijk, voor de politiek willen leven. Daartoe lanceert Bovens een interessant idee.

Rancune

Om het werken voor de publieke zaak te bevorderen, bestaan wachtgeldregelingen. Hierdoor neemt de kans toe op een keuze voor de politiek. Als het misgaat en zij hun baan verliezen, kunnen volksvertegenwoordigers en bestuurders een tijdlang rekenen op een financiële vergoeding, zodat zij rustig naar een nieuwe betrekking kunnen zoeken.

Maar die wachtgeldregelingen zijn een bron van ressentiment en rancune geworden, zegt Bovens. Zij ondermijnen de legitimiteit van de politiek. Beter zou het zijn om een soort van levensloopverlof voor de publieke zaak in te voeren. Alle werknemers en ambtenaren krijgen dan het recht om vrij te nemen om gedurende maximaal twee termijnen een publiek ambt te vervullen. Zij krijgen dan gewoon hun oude salaris door­betaald.

Zo’n regeling heeft volgens Bovens als voordeel dat ze het belang van politiek burgerschap benadrukt en het mogelijk maakt voor zogeheten zij-instromers om politicus te worden. Nadelen zijn er vanzelfsprekend ook. Het ministerie van Binnenlandse Zaken draait op voor de kosten van het verlof, die aardig kunnen oplopen als de regeling aanslaat.

En bedrijven moeten accepteren dat een veelbelovende werknemer in wie ze flink hebben geïnvesteerd, zomaar een jaar of acht zijn geluk beproeft, pardon: de publieke zaak dient, in de gemeentepolitiek.

Het verlof heeft bovendien een principieel dubieus effect. Een wethouder die als manager bij Shell mooie sommen geld heeft verdiend, krijgt een hoger inkomen dan een collega-bestuurder die het leraarschap tijdelijk vaarwel heeft gezegd. Het plan van Bovens druist in tegen het waardevolle principe van gelijke beloning voor gelijk werk. Het lijkt al met al meer een voorbeeld van Gesinnungsethik, het getuigt vooral van goede bedoelingen.

Geduld

Het probleem dat Bovens signaleert, is reëel. Het volgen van de politiek op welk niveau dan ook bevestigt onvermijdelijk de indruk dat dit bedrijf wel wat extra kwaliteit kan gebruiken.

Het bijwonen van bijvoorbeeld een vergadering van een gemeenteraad maakt ook meteen begrijpelijk dat een ondernemer of hoogleraar niet staat te springen om zich in een dergelijke arena te begeven. Het boren in lokaal hard hout is een erg vermoeiende en frustrerende bezigheid.

Het is een heel aparte cultuur, waarin eindeloos geduld en incasseringsvermogen onmisbare deugden zijn. Financiële regelingen brengen daar geen verandering in.

Bovens beweert dat Nederlandse wethouders in toenemende mate vuttende gemeenteambtenaren en leraren met hun pensioen in zicht zijn. Daar zit een kern van waarheid in. De politiek-bestuurlijke klasse is eenzijdig samengesteld. Maar het signaleren van een probleem is een stuk eenvoudiger dan het presenteren van een realistische oplossing.

Elsevier nummer 34, 22 augustus 2015