Waarom Turkse imams geen inburgeringscursus hoeven te doen

05 december 2016Leestijd: 2 minuten
Archiefbeeld van de Turkse Mevlana-moskee in Rotterdam - Foto: ANP

Turkse imams dragen volgens het kabinet te weinig bij aan de integratie van hun moskeebezoekers. Om die reden wilde de regering ze verplicht stellen om voor hun komst naar Nederland een inburgeringscursus te volgen, maar dat blijkt er niet in te zitten.

Voor vreemdelingen uit niet-Europese landen is het normaal gesproken verplicht om een inburgeringscursus te volgen, voordat een Nederlandse werkvergunning aangevraagd kan worden.

De Turkse imams vormen hier dus blijkbaar een uitzondering op. Minister Lodewijk Asscher (PvdA) van Sociale Zaken heeft gekeken of de Turkse imams in hun eigen land het verplichte basisexamen inburgering kunnen volgen voordat ze naar Nederland komen, maar die verplicht kan niet gesteld worden, schrijft Asscher maandag in een brief aan de Kamer.

Imams vaak in opspraak

In Nederland zijn zo’n 140 imams werkzaam, die direct worden uitgezonden door Diyanet – het Turkse presidium voor Godsdienstzaken. De tak van Diyanet die daar in Nederland voor verantwoordelijk is, is de Islamitische Stichting Nederland (ISN).

Niet zelden komen de imams in kwestie in opspraak, mede door de gebrekkige integratie van moskeebezoekers, maar ook doordat ze er te nauwe banden met de Turkse regering op zouden nahouden. Eerder diende CDA ook een motie in om een einde te maken aan de financiering van gebedshuizen in Nederland door buitenlandse overheden, een motie waar ISN gepikeerd op reageerde: ‘Wij zijn geen pionnetjes van Ankara’, luidde het verweer in oktober.

Associatieverdrag met Turkije ligt dwars

De regel die normaal op niet-EU-burgers van toepassing is, geldt niet voor de imams. Met Turkije is namelijk een associatieverdrag gesloten waarin wordt bepaald dat Turkse onderdanen niet anders behandeld mogen worden dan andere EU-burgers.

Asscher kondigde het onderzoek naar de verplichte taalcursus aan na gesprekken in september met vertegenwoordigers van Turks-Nederlandse organisaties. Asscher wilde dat de Nederlandse tak van de organisaties zich nadrukkelijk zouden distantiëren van de bedreigingen en intimidaties die door de Turkse regering werden geuit in de nasleep van de mislukte coup in Turkije van afgelopen juli.

Asscher verklaarde maandag bovendien wel dat hij de geldstromen uit ondemocratische landen, zoals Saudi-Arabië en Qatar, naar Nederlandse moskeeën wil aanpakken. Gebedshuizen en religieuze organisaties moeten vooral transparanter worden en meer inzage bieden in de financiën. Een definitief eind aan buitenlandse geldstromen is niet de bedoeling, want het zou onwenselijk zijn als bijvoorbeeld Rooms-Katholieke organisaties niet meer verbonden kunnen zijn aan Rome, volgens Asscher.

Het gaat vooral om de toenemende invloed van het salafisme en andere ultraorthodoxe islamitische bewegingen uit het buitenland. Die invloed kan ertoe leiden dat imams moslims adviezen geven die tegen de Nederlandse wet ingaan.