Nederlanders slikken weinig pillen, maar is dat positief?

15 september 2015Leestijd: 4 minuten
''

Het IVM onderzoekt pillengebruik en signaleert dat wij weinig consumeren en dat de grote rivieren een grens vormen.

‘Wij slikken veel minder pillen dan in andere ­Europese landen.’ Ruud Coolen van Brakel, sinds 2000 directeur van het Instituut voor Verantwoord ­Medicijngebruik (IVM), vertelt het met voorzichtige trots.

In theorie valt weliswaar ook de stelling te verdedigen dat het helemaal niet zo positief is als een volk weinig medicijnen slikt. Per slot van rekening voorkomen pillen en injecties niet zelden ingewikkeldere en kostbaardere medische ingrepen, zoals operaties in het ziekenhuis.

Toch is Coolen van Brakel tevreden. Hij beschouwt het onmiskenbaar als winst wanneer mensen ingetogen zijn in hun medische consumptie. De verschillen met andere landen zitten hem vooral in pijnstillers en antibiotica – daarin is Nederland zeer voorzichtig – en in mindere mate in anti­depressiva en antipsychotica.

En dan zijn er in Nederland ook verschillen tussen Noord en Zuid, of anders gezegd: tussen protestant en katholiek. Coolen van Brakel is opgeleid als socioloog en onderwijskundige, maar zit inmiddels al twintig jaar in de farmacie.

‘Boven de grote rivieren worden minder medicijnen geslikt. In Noord-Groningen hoort het dragen van het eigen lijden meer bij de cultuur dan in Zuid-Limburg.’

Digitaal meldpunt

Het IVM is in 1995 opgericht door de ­Nederlandse huisartsen en apothekers. Het doel van het instituut is om artsen en apothekers bij te staan in het voorschrijven van medicijnen. Voor de nascholing van artsen, apothekers en drogisten worden cursussen gegeven en voor patiënten is er een digitaal meldpunt.

Ook voor de verzekeraars werkt het instituut. Zo heeft het voor een van de zorgverzekeraars de veertig meest afwijkende huisartsen in beeld gebracht en vervolgens met een bezoekje vereerd.

Coolen van Brakel: ‘Het gaat dan niet direct om te veel of te weinig medicijnen voorschrijven, maar om huisartsen die in enig opzicht ernstig afwijken van de rest. Dan confronteren we hen bijvoorbeeld met cijfers die aangeven dat zij bij patiënten met diabetes vrijwel geen ­cholesterolverlagende medicijnen voorschrijven en dat de andere huisartsen in Nederland dat wel doen. Ik kan u verzekeren, zo’n verschil vindt zo’n huisarts niet leuk.’

Voor de farmaceutische industrie werkt het IVM vrijwel niet (meer). Coolen van ­Brakel: ‘We hebben één keer een studie gedaan voor een bedrijf en daar hebben we veel last van gehad. Allerlei instanties bleken ons daarna niet betrouwbaar meer te vinden. Dat hebben we maar niet meer gedaan.’

Innovaties

Het geeft wel aan hoe slecht de reputatie van de farmaceutische industrie is. In sommige opzichten ten onrechte. Coolen van Brakel: ‘Met die ene studie die we voor dat farmaceutische bedrijf deden, bemoeide dat bedrijf zich in het geheel niet. Als we iets voor een overheidsorgaan doen, dan moet het rapport geregeld diverse keren worden herschreven.’

Coolen van Brakel juicht de vernieuwingen toe die de farmaceutische industrie voortdurend in de ziekenhuizen en de spreekkamers introduceert. Wel maakt hij daarbij de kanttekening dat de grote farmaceutische innovaties van de afgelopen jaren steeds minder vaak uit de laboratoria van de farmaceutische bedrijven zelf komen. ‘Ze kopen die innovaties in bij biotechbedrijfjes en geregeld nemen ze dan zo’n bedrijfje in zijn geheel over.’

De farmaceutische industrie mag dan in onze contreien haar leven hebben gebeterd, in de rest van de wereld is dat nog niet het geval, meent hij. ‘Chinese vestigingen van westerse farmaceutische bedrijven dragen bij aan de enorme corruptie aldaar en het lijkt erop dat dit beleid vanuit het hoofdkantoor wordt ondersteund.’

Medicaliseren

En de farmaceutische zegeningen betreffen niet alleen grote serieuze ziekten zoals kanker, reuma en hepatitis. Ook wordt voortdurend getracht om problemen die in de ogen van Coolen van Brakel minder belangrijk zijn, te medicaliseren. Zo heeft hij ernstige twijfels bij flibanserin, de pil die een gebrek aan libido bij vrouwen moet ­tegengaan.

Geregeld treedt Coolen van Brakel op bij congressen van farmaceutische bedrijven. Hij kent de sector dan ook goed. ‘Ze hebben te veel last van een calimero-complex: niemand houdt van ons en dat is heel onheus. Ze moeten onder ogen zien dat het nu eenmaal niet erg populair is om winst te maken over de rug van mensen die ziek zijn. Daarover moeten ze veel opener zijn.’

Elsevier nummer 38, 19 september 2015