De mysterieuze relatie tussen seks en voortplanting

28 september 2015Leestijd: 4 minuten
'ANP'

De relatie tussen seks en voortplanting lijkt bekend, maar is dat niet. Daarom komt er een uniek onderzoek naar hoe het dan wel moet.

Jonge stellen die kinderen willen krijgen maar daarin niet slagen, doen het wellicht niet vaak en goed genoeg, of op het verkeerde moment.

Dat je geslachtsgemeenschap moet hebben om een kind te verwekken, klinkt Cruijffiaans – ‘je moet schieten, anders kan je niet scoren’. Toch is het geen open deur.

In zijn inaugurele rede als hoogleraar voortplantingsgeneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam wees Nils Lambalk er onlangs op dat zijn collega’s gedurende de afgelopen decennia nauwelijks hebben gedacht aan de mogelijkheid dat onvruchtbaarheid weleens te maken zou kunnen hebben met seks.

In de afgelopen veertig jaar zijn bijna 60.000 wetenschappelijke artikelen over onvruchtbaarheid geschreven. Daarvan hadden er slechts 271 de termen ‘geslachtsgemeenschap’ of ‘coïtus’ in de titel. Minder dan 0,5 procent dus. Lambalk: ‘Het klinikt absurd, maar het is waar dat fertiliteitsexperts tot nu toe niet over de daad hebben nagedacht.’

Lambalk doet dat wel en meent dat aldus onverklaarbare onvruchtbaarheid  deels te verklaren is. Hij verwijst naar een omvangrijke Amerikaanse enquete waaruit bleek dat één op de vier onvruchtbare stellen minder dan vier keer per maand geslachtsgemeenschap had.

Stress

Als jonge stellen erg graag kinderen willen hebben en het niet lukt, kan er veel spanning op de gebeurtenis komen te staan, waardoor het plezier kan verdwijnen. Lambalk: ‘Uit een kleine Duitse studie kwam naar voren dat de stress zelfs zo groot kan worden dat mannen geen erectie meer krijgen.’

Mede om die reden is het beleid in Nederland om jonge onvruchtbare stellen niet meteen te bestoken met hormoonbehandelingen, maar om een jaar te wachten en te proberen de stress weg te nemen.

Het nadeel van hormoonbehandelingen, zoals die heel makkelijk in de rest van de wereld worden gegeven, is dat er dan eerder zwangerschappen met meerlingen ontstaan. En het risico van een te vroege geboorte of van afwijkingen is bij meerlingen altijd wat groter.

Bij voortplanting komt meer kijken dan het doneren van zaadcellen, zo stelt Lambalk. Dat kan al worden geconcludeerd door naar het ejaculaat te kijken. Van de 2 tot 8 milliliter zaadvloeistof die een man produceert, bestaat minder dan 10 procent uit zaadcellen.

Uit dierexperimenten is bovendien gebleken dat wanneer het volume van het ejaculaat wordt gereduceerd tot bijna puur zaadcellen, er slechtere embryo’s en een slechtere placenta ontstaan.

Lambalk vermoedt dan ook dat er in de zaadvloeistof ook allerlei stoffen zitten die een rol spelen bij de bevruchting en de daaropvolgende innesteling van de bevruchte eicel. Het bekendste daarvan is prostaglandine dat zoals de naam zegt in de prostaat wordt ­geproduceerd en een sterke invloed heeft op het vrouwenlichaam: het doet de baarmoeder samentrekken en heeft vermoedelijk ook andere, nog onbekende, effecten.

Variaties

Misschien nog belangrijker lijkt de door man en vrouw geproduceerde stof nerve growth factor (NGF). Die is weliswaar al zo’n 25 jaar bekend maar de laatste tijd is uit dieronderzoek gebleken dat NGF cruciaal is voor een zwangerschap. Bij veel dieren verbetert NGF bijvoorbeeld de eisprong. De afgifte van eicellen wordt makkelijker en regelmatig. Er zijn aanwijzingen dat ook bij mensen meer geslachtsgemeenschap leidt tot een betere eisprong.

Om nader te onderzoeken wat de invloed van NGF bij mensen is, begeleidt Lambalk samen met enkele collega’s de komende jaren een fascinerend (en nooit eerder gedaan) onderzoek. Bij jonge gezonde stellen gaan ze onderzoeken hoe hun vrijen invloed heeft op de productie van NGF.

De plannen moeten nog vaste vorm krijgen, maar de onderzoekers denken erover om de stellen te vragen thuis voor en na de daad speeksel af te nemen en daarbij variaties in het vrijen aan te brengen: wel of niet met een condoom, met of zonder orgasme voor de vrouw.

Lambalk en co hopen op die manier te kunnen vaststellen of de manier waarop mensen seks hebben invloed heeft op de concentratie van NGF in hun speeksel en daarmee op de concentratie in het bloed (want die twee corresponderen met elkaar).

Als inderdaad zou blijken dat het door de man geproduceerde NGF de vruchtbaarheid bij vrouwen vergroot, is dat een uniek bio­logisch fenomeen, stelt Lambalk. ‘Dan is er een hormonale signaaloverdracht van het ene lichaam naar het andere. Dat is bij mijn weten nog niet eerder aangetoond.’

Elsevier nummer 40, 3 oktober 2015