Het onderwijs is niet verantwoordelijk voor de ongelijkheid in Nederland

29 september 2023Leestijd: 4 minuten
Leerlingen lopen naar de basisschool met hun ouders na de zomervakantie. Foto: ANP/Hollandse Hoogte/ Robin Utrecht

De grote sociale ongelijkheid is te wijten aan keuzes van ouders. In plaats van docenten hierop aan te kijken, is het tijd om ongelijkheid te omarmen, schrijft docent Eric van der Plicht op EW Podium.

Het onderwijs wordt doorgaans gezien als de remedie tegen ongelijkheid. Maar de praktijk laat zien dat het onderwijs niet in staat is de structurele ongelijkheid in ons land op te lossen. Dit weerhoudt mensen niet ervan om het toch te blijven proberen, met ideeën als de brede brugklas en het afschaffen van het gymnasium.

Dit komt omdat ze willen wegblijven van de ongemakkelijke waarheid dat de keuzes die ouders thuis maken de oorzaak zijn van sociale ongelijkheid. Zolang we die ongemakkelijke discussie niet met elkaar voeren, wordt er niets opgelost.

Ongelijkheid ontstaat eerder dan op school

Ongelijkheid tussen kinderen ontstaat al jaren voordat een kind voor het eerst naar school gaat, door een ‘stapeling van risico’s’ die bepaalde groepen kinderen en jongeren ervaren tijdens hun leven. Sommige ouders zijn minder hoog opgeleid dan andere, spreken minder goed de Nederlandse taal, hebben afwijkende normen en waarden, vinden het niet nodig hun kind te stimuleren op een sport te gaan, en kijken liever de hele dag tv dan dat ze hun kinderen Nijntje voorlezen. Keuzes van ouders en andere primaire opvoeders van kinderen creëren ongelijkheid, ver voordat docenten voor het eerst met deze kinderen in contact komen.

Hoe verdrietig dit ook is, het is naïef om te denken dat mijn collega’s en ik dit probleem in anderhalve uur per week gaan oplossen. En dit is waar het voor velen ongemakkelijk wordt: wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de ongelijkheid in de ontwikkeling van deze kinderen? Degene die succesvolle ouders heeft en daarom zonder veel problemen de schoolloopbaan doorloopt? De school die eisen stelt? ‘De maatschappij’ die oneerlijk is ingedeeld?

Of – waarschijnlijker – zijn het de ouders van deze kansarme kinderen zelf, die met hun keuzes en normen en waarden hun kinderen al vanaf hun eerste levensdag zelf op achterstand zetten? Hier komen we bij een ongemakkelijke discussie, waarbij we uitspraken moeten doen over wie hun kinderen wel en niet goed opvoeden.

Onterecht op het bordje van de docent

Mocht je echt willen dat ongelijkheid zoveel mogelijk verdwijnt, dan moet dit probleem worden aangepakt bij de wortel. Niet bij het onderwijs, maar bij de gezinnen waarin kansarme kinderen opgroeien. Daar wordt in de eerste levensfase cultureel kapitaal overgedragen waar het kind de rest van het leven wel of geen profijt van heeft. Daar moeten dus, al voor de geboorte van het kind, interventies worden gedaan – interventies die zelfs voorbij de voordeur gaan.

Denk aan het verplichten van ouders om hun kind mee te laten doen aan sport. Aan het verbieden van buitenlandse media in de woonkamer (bij gezinnen met een niet-Nederlandse achtergrond). En aan het verplichten van het spreken van de Nederlandse taal. Denk ook aan ouders verbieden te roken in huis. En aan andere autoritaire interventies die onuitvoerbaar en zeer onwenselijk zijn: het gaat hier om een verregaande beperking van de individuele vrijheid en levensovertuiging van ouders, een vanuit de staat gestuurd opvoedingsregime.

Daarbij moet, voordat deze interventies aan de orde zijn, een wellicht nog lastigere discussie worden gevoerd: wie voedt zijn kinderen goed op – en wie niet? Dit betekent het maken van een hiërarchie van culturen en levensovertuigingen. Ik hoef u niet uit te leggen dat veel mensen dat soort controversiële uitspraken liever niet in het publieke debat doen. Dit is waarom de ware oorzaak van ongelijkheid onbesproken blijft, en mensen koste wat het kost oplossingen proberen te vinden in andere instituties dan het gezin zelf.

En dus wordt het vraagstuk van ongelijkheid op het bordje van de docent gelegd. Dan hoeven mensen geen ongemakkelijke discussies te voeren en beslissingen te nemen, maar kunnen ze wel doen alsof ze het probleem aan het oplossen zijn – en wijzen naar scholen, die zogenaamd ongelijkheid in stand houden.

Ongelijkheid maakt dat ieder individu iets te bieden heeft

De oplossing wordt dus in de verkeerde hoek gezocht. Er blijven twee opties over. Beide leggen de harde waarheid over ongelijkheid bloot.

Optie 1: we laten een autoriteit interveniëren in de opvoeding van sommige kinderen, met alle rechtsstatelijke en morele problemen van dien. Optie 2: we accepteren dat ongelijkheid onontkoombaar is, juist door onze verworven rechtsstatelijke vrijheden.

De eerste optie wijs ik af, op principiële en pragmatische gronden. Dus blijft de tweede optie over.

Deze tweede optie geeft de mogelijkheid tot een ander narratief. En dat is niet dat kinderen vastzitten in een ongelijk regime waaraan niet is te ontsnappen. Of dat ze het nooit zullen redden, doordat ze in een achterstandsgezin zijn opgegroeid. Of dat alle toetsen oneerlijk zijn, omdat die onderscheid maken tussen mensen.

Juist het tegenovergestelde. Ongelijkheid is niet het probleem, maar maakt dat ieder individu anderen iets te bieden heeft. Het verschil doet ertoe. Door eigen ervaringen heeft iedereen iets te bieden wat niemand anders te bieden heeft.

Dit is het verhaal dat kinderen moet worden verteld, met als doel hen echt erbovenop te helpen. En het mooie is: hieraan willen en kunnen ik en alle docenten die ik ken wél meewerken – anders dan bij absurde ideeën die meer problemen creëren dan oplossen, zoals de brede brugklas of het afschaffen van broodnodige gymnasia.