Waarom ‘burgerschap’ meer waardering verdient

21 juni 2023Leestijd: 4 minuten
DRUKTE OP HET DAMRAK IN AMSTERDAM. FOTO: ANP/ Hollandse Hoogte / Berlinda van Dam

Terwijl een groot deel van de samenleving zijn interesse in de politiek verliest, is betrokken burgerschap harder nodig dan ooit, zo schrijft Sebas Lammers op EW Podium.

Tijdens de laatste Provinciale Statenverkiezingen heeft 58 procent zijn of haar stem uitgebracht. Meer dan gewoonlijk, maar alsnog een vrij laag percentage. Een groot deel van de samenleving heeft geen interesse meer in de politiek. Deels heeft dit te maken met gebrek aan vertrouwen. Daarnaast is het een probleem dat in Nederland het begrip ‘burgerschap’ zwak is ontwikkeld.

In de Verenigde Staten valt citizenship samen met het algemeen belang en de toewijding aan de eigen gemeenschap. De Franse filosoof Alexis de Tocqueville merkte dit reeds in de negentiende eeuw op in Over de democratie in Amerika (1835, 1840). Hij zag dat Amerikanen belang hechtten aan publieke zaken alsof het hun eigen zaak betrof, omdat ze begrepen dat hun eigen geluk wordt beïnvloed door de ‘algemene voorspoed’. Deze vorm van burgerschap verdient in Nederland meer waardering.

De keerzijden van het individualisme

Een van de voornaamste problemen is het ‘individualisme’. Tocqueville bedoelde hiermee dat individuen zich met hun familie en vrienden afzonderen van de rest van de maatschappij. Zij vormen een ‘kleine samenleving’ en ‘laten de grote samenleving met genoegen aan zichzelf over’. De Fransman zag de oorzaken van het individualisme gelegen in de democratisering van de samenleving. Met democratie komt namelijk onvermijdelijk gelijkheid mee en deze plaatst mensen naast elkaar zonder gemeenschappelijke band.

De Amerikaanse politicoloog Patrick J. Deneen is in zijn boek Why Liberalism Failed (2018) uitgesproken kritisch op het ‘onhoudbare liberalisme’ en stelt hierbij dat etatisme (staatsdenken) en individualisme elkaar versterken. De Amerikaan poneert dat het liberalisme individuen antropologisch als autonoom en ongebonden ziet; dat mensen van nature onafhankelijk en solitair zijn. ‘Liberalism encourages loose connections.’ Terwijl juist onderlinge relaties de samenleving weerbaar maken tegen de overheid. Het resultaat is een almaar uitdijende, bureaucratische staat. Waar individuen zich niet meer bekommeren om het algemeen goed en zich isoleren, neemt de staat taken van de burger over die hij anders zelf in zijn gemeenschap kan regelen.

Minder dan de helft is politiek actief

Nederland is een geïndividualiseerde samenleving. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stelde in 2017 dat wetenschappers erop wijzen ‘dat individualisering een proces is dat geruime tijd geleden is ingezet’. Uit ditzelfde onderzoek van het CBS blijkt ook dat belangrijke traditionele instituties en sociale verbanden, zoals het huwelijk en het gezin, in belang afnemen. Wanneer we kijken naar politieke participatie, zien we dat iets minder dan de helft van de Nederlanders aangeeft weleens aan een politieke activiteit te hebben deelgenomen. Voorts kwam uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat ongeveer 60 procent van de mensen ‘tamelijk of zeer geïnteresseerd is’ in politiek. Opvallende statistiek gezien het feit dat de opkomst bij de Provinciale Staten- en Gemeenteraadsverkiezingen in het verleden vaak lager lag dan dit percentage.

Verder wijst Deneen erop dat het liberalisme mensen aanmoedigt zich meer met hun privézaken te bemoeien in plaats van met het publieke goed. Ten gevolge hiervan ontstaat er een kloof tussen de regerende macht en de burgers, aangezien de eerste zich kan onttrekken aan controle van de geïndividualiseerde maatschappij. Westerse samenlevingen vormen een res idiotica, Oudgrieks voor: geïsoleerde individuen. Daarbij ziet een deel van de liberalen de mens als economische wezens, gedreven door eigenbelang.

Historicus Johan Huizinga constateerde in zijn In de schaduwen van morgen (1935) dat commercie inspeelt op het ‘zwakke punt van de oordeelskracht’ en gebruik maakt van de menselijke begeertes. Door de welvaart van de afgelopen decennia zijn Nederlanders ten prooi gevallen aan massaconsumptie. Volgens Tocqueville leidt dit verlangen naar welvaart tot ‘permanente gejaagdheid’. Maar de liberale fixatie op het bevredigen van directe behoeftes en het nastreven van eigenbelang zijn eigenlijk onnatuurlijk.

Burgerschap moet weer worden overgedragen

De versterking van Nederlands burgerschap is noodzakelijk. Deels kan dit via de politiek en het onderwijs worden bewerkstelligd. Daarnaast moet de samenleving een mentaliteitsverandering ondergaan; het is een project van de lange adem. Het ‘burgerschapsideaal’ moet van generatie op generatie worden overgedragen.

Bij deze versterking van ‘burgerschap’ moet het algemeen belang centraal komen te staan. We zijn immers burgers en geen consumenten die eigenbelang nastreven. Het komt erop neer dat burgerschap zal moeten leiden tot meer participatie en gemeenschapsdenken. Deze gemeenschappen moeten, zoals communitarist Amitai Etzioni schrijft, een balans vinden in de bescherming van individualiteit en sociale binding. Volgens Etzioni worden gemeenschappen gekenmerkt door enerzijds sociale relaties tussen individuen en anderzijds door een bepaalde mate van toewijding aan dezelfde, gedeelde normen, waarden, geschiedenis en identiteit.

Eigenbelang moet plaatsmaken voor ‘welbegrepen eigenbelang’

Deze vorm van burgerschap is een manier om de kloof tussen politiek en burger te verkleinen. Immers, de burger wordt aangemoedigd om maatschappelijk actief te zijn en te blijven. Hieruit zal hopelijk een sterkere civil society voortkomen, die bestaat uit meer politieke en maatschappelijke organisaties (los van de overheid) waaraan ook meer mensen bereid zijn een bijdrage te leveren. Tocqueville zag dit als een belangrijke kracht tegen de politieke macht. Deze drang tot organiseren komt voort uit de ‘wil van individuen’ met een gezamenlijk doel. De Fransman ziet het tevens als ‘de meest natuurlijke vrijheid van de mens om zijn inspanningen te koppelen aan die van zijn naasten en gezamenlijk te handelen’.

Hierbij moet eigenbelang plaatsmaken voor wat Tocqueville het ‘welbegrepen eigenbelang’ noemt. Het is immers in het belang van het individu dat de gemeenschap waartoe diegene hoort, floreert. Of zoals Albert-Jan Kruiter schreef in een stuk over Tocqueville: ‘Hun hang naar persoonlijk welzijn weerhoudt mensen ervan om deel te nemen aan het bestuur van het land, en anderzijds zorgt die hang naar comfort en welzijn ervoor dat mensen zich afhankelijker maken van de overheid.’ Een nieuwe waardering van het begrip ‘burgerschap’, waarin maatschappelijke participatie, het publiek belang en zelfbestuur een belangrijke rol spelen, is daarbij een stap in de goede richting.