Hoe een Limburgse limonademaker Coca-Cola jaren te slim af was

16 juni 2015Leestijd: 2 minuten
''

Eén flesje Noca Nola is de dans ontsprongen. Het is een klein glazen monument voor slimme ondernemer Leo Moulen uit Voerendaal.

Wie eenmaal de geschiedenis van Noca Nola kent, kan in een winkel niet meer normaal naar een fles Coca-Cola kijken zonder iedereen te willen vertellen hoe het zat met dat andere merk. Het is het wonderlijke verhaal van een limonademaker uit het dorp Voerendaal, Leo Moulen. (1882-1966), die een kleine eeuw geleden de Amerikanen te snel af was.

Moulen had al jaren limonade verkocht onder de naam Glück Auf Perle, toen een Amerikaanse vriend hem vertelde over het enorme succes van Coca-Cola in zijn land.

Na enig nadenken liet Moulen in 1922 bij het Bureau voor den Industrieelen Eigendom de naam Noca Nola voor zijn limonade vastleggen.

Kloon

De confrontatie met de Amerikanen volgde in 1928, het jaar waarin niet alleen de Olympische Spelen naar Amsterdam kwamen, maar ook de eerste kistjes Coca-Cola. Moulen, volgens zijn familieleden die ik ooit sprak niet het type dat snel de witte vlag hees, liet het er niet bij zitten.

De naam Coca-Cola leek volgens hem veel te veel op Noca Nola, en ja: hij was eerst. Moulen sloot een voor hem uitstekende deal: heel Nederland in een straal van 50 kilometer rond Voerendaal (lees: de Limburgse mijnstreek met zijn duizenden dorstige kelen) bleef van hem, de rest mochten de Amerikanen hebben.

Kloon

Maar je kunt ook te ver gaan natuurlijk. Toen Moulen midden jaren dertig Noca Nola ook nog in een kloon van het getailleerde flesje ging verkopen, waren de Amerikanen het zat. Ze kochten hem uit voor 10.000 gulden.

De naam Noca Nola moest 31 december 1939 van de aardbodem verdwijnen en ‘de alsdan nog aanwezige flesschen van dit model zullen worden vernietigd,’ zo staat te lezen in de notariële akte uit dat jaar. Eén flesje is de dans ontsprongen. Een klein glazen monument voor een slimme ondernemer.

Elsevier nummer 25, 20 juni 2015