Nieuwe Rushdie is een sprookje met een stevige waarschuwing

21 september 2015Leestijd: 2 minuten
'Beowulf Sheehan'

Het surrealistisch ‘Twee jaar, acht maanden en achtentwintig nachten’ van Salman Rushdie vraagt een welwillende lezer.

Een man staat op Times Square in New York en maakt zich bekend als leider van een machtige invasie die binnenkort de mensheid zal knechten. Voorbijgangers halen hun schouders op. Het zal wel weer een gek zijn die het einde van de wereld aankondigt. Of iemand die reclame maakt voor een nieuwe opera.

Maar het gevaar is echt, zoals veel ongelukkigen zullen ervaren; in de nieuwe roman van Salman Rushdie wordt de westerse samenleving bedreigd door jinns. Deze bovennatuurlijke wezens uit de islamitische mythologie dalen uit hun parallelle wereld op aarde neer.

Ze nemen bezit van menselijke lichamen, wonen ze uit. Ze doden ze met een bliksemschicht, of betoveren ze zodat ze 10 centimeter boven de grond zweven.

Binnen enkele maanden is de westerse samenleving compleet ontwricht. Mensen blijken tegenstanders van niks; hun geestelijke gezondheid is te broos voor deze nieuwe Apocalyps. Ze slaan op de vlucht, grote groepen raken op drift.

De beelden die Rushdie beschrijft, doen denken aan wat we dagelijks op tv-journaals zien. Hier geen opvang in de regio, want overal is het mis. Een ‘evacuatiezakje’ bij je hebben wordt verplicht, wat erin moet zitten leidt tot heftige discussies tot op nationaal niveau.

Geniaal

Rushdie gedraagt zich als een moderne Sheherazade. Hij neigt al tot magisch realisme, maar daarmee gaat hij hier nog een stapje verder. Deze roman – volgens Rushdie zelf zijn meest humoristische tot nu toe – is als een surrealistisch sprookje, dat tegelijk een stevige waarschuwing bevat: pas op, de jinns komen en ze draaien zich als een slingerplant om onze samenleving heen en benemen deze de zuurstof.

De stoofpot van ingrediënten uit Duizend-en-een-nacht, oosterse en westerse filosofie en populaire cultuur is bij vlagen geniaal, maar af en toe ook complex. Soms telt één enkele zin al vijf verwijzingen. Bevredigend als je alles herkent, maar het noopt tot nauwkeurig lezen om de draad niet kwijt te raken.

Twee jaar, acht maanden en achtentwintig nachten vraagt enige welwillendheid van de lezer. Het verhaal is op zijn best in de meer contemplatieve delen, waarin wat Rushdie schrijft kan worden gelezen als een allegorie tegen fundamentalisme en een pleidooi voor meer relativeren.

Er is ook nog een andere kant, waarschijnlijk de reden dat Rushdie voor deze verhaalvorm kiest: in onze samenleving gaan de meeste nachten in alle rust voorbij, zonder bovennatuurlijke interventies. Volgens Rushdie is dat toch een gemis.

Elsevier nummer 39, 26 september 2015