Veiligheidsexpert: ‘West-Europa leeft in fantasie’

19 augustus 2014Leestijd: 4 minuten

Het gebruik van militaire macht is in het westen van Europa niet meer te verkopen. Soldaten willen niet langer doen wat ze eeuwenlang hebben gedaan.

Daarvoor waarschuwt veiligheidsexpert Rafael Bardaji tegenover Elsevier. ‘De politici maakten het volk wijs dat alles draait om soft power, niet-militaire macht. Er is nu weliswaar een missie naar Mali onder auspiciën van Frankrijk, maar dat wordt geen succes. De Europese landen besloten ertoe, alleen omdat ze Libië hadden verpest, zegt de 54-jarige Bardaji.

Hoe ernstig is het gesteld met het pacifisme in het leger?

‘De mentaliteit van een commandant te velde is als vanouds: ik krijg een order en voer hem uit. Kom je hoger in de rangorde, bijvoorbeeld bij de bevelhebbers van marine, landmacht en luchtmacht, dan vertroebelt de grens tussen militaire expertise en politieke besluitvorming. Zo was er de crisis rond het Peter­selie-eiland, een rotspunt van 300 bij 500 meter in de Straat van Gilbraltar. Dit Spaanse territoir werd in juli 2002 opeens “bezet” door Marokkaanse strijdkrachten.

‘De Nationale Veiligheidsraad van de Spaanse premier José María Aznar kwam in spoedzitting bijeen. De stafchef van het leger maande tot voorzichtigheid en adviseerde een diplomatieke uitweg. Geweld moest tot elke prijs worden vermeden. Zo’n standpunt verwacht je van ambtenaren op Buitenlandse Zaken, niet van de hoogste militair. Overigens werd dit advies terzijde gelegd. Aznar besloot het eilandje met militaire kracht te heroveren.’

Heeft het iets te maken met het vrijwilligersleger? Paradoxaal genoeg leek de gevechtsbereidheid groter toen de soldaten nog dienstplichtigen waren.

‘Zeker! Vrijwel alle landen hebben nu een beroepsleger. Het aantal militairen is klein. Het is nu extra bezwaarlijk als er doden kunnen vallen. De militairen rekenen ook meteen voor dat ze een operatie door personeelsgebrek niet lang volhouden. Bovendien zijn de strijdkrachten afhankelijk van peperduur materieel.’

‘Tijdens de Balkanoorlogen moesten de gevechts­jagers op ijle hoogtes vliegen. Ten koste van de doeltreffendheid bleven ze buiten het bereik van vijandelijke luchtdoelraketten. Gevechtspiloot én vliegtuig moesten heel terugkeren. Je laat een toestel van miljoenen euro’s niet door een raketje van een paar duizend euro neer­halen. Hetzelfde geldt voor tanks en pantserwagens.’

Zijn militairen ook benauwd voor eventuele fouten en de strafrechtelijke vervolging die daarop kan volgen?

‘Er is een complex van redenen waarom militairen niet meer willen doen wat ze eeuwenlang deden. De inmenging van juristen in de oorlogvoering hoort daar ook bij, de keerzijde van al dat gepraat over mensenrechten.

Het leidt ertoe dat wordt afgezien van militair ingrijpen, zonder dat iemand zich afvraagt wat dán de gevolgen voor de mensenrechten zijn.

‘Tijdens de Kosovo-oorlog in 1999 zag ik het voor het eerst: juristen namen de controle over. De militaire planners in het NAVO-operatiecentrum stipten ’s nachts de doelwitten aan voor precisiebombardementen. ’s Ochtends verschenen de “juridische adviseurs”. Ze trokken met een rood potlood door de aanvalslijst en troffen allerlei doelwitten met hun veto.

De NAVO leidde de militaire campagne, maar de juristen belden desnoods met hun eigen hoofdsteden om hun gelijk te halen en een bommenwerper terug te roepen. Zo versplintert de strategie, want elke lidstaat handelt vanuit de nationale publieke opinie. Dat ondermijnde ook de Afghanistan-missie: elke deelnemer formuleerde nationale voorbehouden.’

Commandanten zeggen vaak dat hun operatie afhangt van steun onder de lokale bevolking. Is dat een misvatting?

‘Voor vredesmissies zijn de hearts and minds inderdaad essentieel. Maar helaas leven we in een wereld waarin je soms ook ten strijde trekt.

Je moet je leger dus niet uitsluitend trainen op het handhaven van de vrede en het verlenen van humanitaire hulp, want dan haal je de gevechtsmentaliteit naar beneden. Psychologisch kunnen militairen dan geen acties meer aan op het hoogste geweldsniveau.’

Denkt u dat de crisis in Oekraïne leidt tot een trendbreuk?

‘Op papier lijkt dat logisch. De Russische president Vladimir Poetin pikte een deel van Oekraïne in. Op het nachtkastje van het Westen rinkelt de wekker. Iedere commandant zal zeggen: “We moeten sterk en afschrikwekkend zijn.”

Maar om de mankracht enigszins op peil te houden, werd zó fors bezuinigd op munitie, bevoorrading en materieel, dat een grote operatie onmogelijk wordt. Het politieke antwoord zal dus sterker blijken dan een militaire reactie.

West-Europa leeft nog altijd in de fantasie dat de geschiedenis ophield en dat machtspolitiek heeft afgedaan.’

Dit interview verscheen op 16 augustus in weekblad Elsevier