Met messen en scharen zaaien Palestijnen angst in Jeruzalem

26 november 2015Leestijd: 2 minuten
'Emile Kossen'

De reeks aanslagen gepleegd door Palestijnen houdt maar niet op. Vooral op de heilige Tempelberg in Jeruzalem is de spanning voelbaar.

Onderweg naar de Tempelberg, een heilige plek voor het jodendom, de islam en het christendom, waarschuwt politieagent Luba Samri (44) voor wat er mogelijk komen gaat. ‘Het huidige geweld in Israël is extreem onvoorspelbaar,’ zegt ze. ‘Het zijn veelal individuele acties van Palestijnse jongeren, die we bijna niet kunnen voorkomen.’

Samri is een Israëliër van Palestijnse komaf. De afgelopen twee maanden heeft ze bijna dagelijks aanslagen van jonge Palestijnen meegemaakt. Met messen, scharen en andere scherpe voorwerpen worden Joden aangevallen in Jeruzalem en de rest van Israël. Het Israëlische leger treedt hard op tegen de aanslagplegers. Bij het geweld vielen de afgelopen maanden zeker 110 doden.

Opruiing

Samri schudt haar hoofd. ‘De propaganda van Hamas en de Palestijnse Autoriteit maakt de mensen gek.’ Volgens Palestijnse leiders wil Israël de Al-Aqsa moskee op de Tempelberg afbreken.

In 1967 is afgesproken dat alleen moslims op de heilige plek mogen bidden, Joden mogen de berg alleen bezoeken. Geweld tegen Joden is nu gerechtvaardigd, vindt onder meer de Palestijnse leider Mahmoud Abbas. ‘Elke druppel bloed die in Jeruzalem wordt vergoten, is puur. Iedere martelaar zal het paradijs bereiken,’ zei Abbas op Palestijnse televisie.

Angst

De geweldsgolf zorgt voor angst bij de bevolking, en bij toeristen. Het plein voor de Al-Aqsa moskee, normaal een drukbezochte plek in Jeruzalem, is vrijwel uitgestorven.

De enige mensen die er rondhangen zijn zwaarbewapende militairen. Als bezoekers het plein op komen, willen de soldaten meteen weten wat ze komen doen.

Zestig Joden per dag

In een poging de spanningen te sussen kondigde de Israëlische regering deze week aan om een maximum van zestig Joden per dag toe te laten op de Tempelberg. Als even later twee Joden het plein opkomen, worden ze begeleid door een groep Israëlische soldaten. Als ze ook maar één religieuze volzin mompelen, worden ze opgepakt.

Samri snapt niets van de gewelddadige acties van ‘haar volk’. Zelf is ze ‘al 17 jaar een trotse Israëliër’. Dan wordt ze opgeroepen door de politiecentrale. Een paar honderd meter verderop is opnieuw een steekpartij. Samri verontschuldigt zich en beent weg.

Bij de steekpartij brengen twee Palestijnse meisjes van veertien en zestien een zeventigjarige man om het leven met een schaar. De man blijkt later geen Jood te zijn, maar een Palestijn.