Huisvest zedendelinquenten voortaan in krimpregio’s

18 februari 2014Leestijd: 4 minuten

De volkswoede die ontstond toen uitlekte waar zedendelinquent Benno L. woont, is begrijpelijk. Bij de huisvesting van veroordeelde pedofielen is een nationale aanpak cruciaal; krimpregio’s vormen mogelijk een oplossing.

De maatschappelijke pavlovreactie rondom de huisvesting van pedofielen wordt steeds heviger. De volkswoede in Leiden, vergezeld door een Not In My Back Yard-houding over de aanwezigheid van pedofiel Benno L., voelt als een déjà vu.

Jaren geleden was het Marthijn Uittenbogaard die van gemeente naar gemeente werd gejaagd, achtervolgd door buurtbewoners die ervoor pleitten de grachten te dempen met de lichamen van de pedoseksuelen. Toen veroorzaakte de komst van Sytze van der V. grote onrust in Eindhoven, waar burgemeester Rob van Gijzel (PvdA) vergeefs probeerde zijn komst tegen te houden.

Uitzichtloos

Nu is het Benno L. in Leiden, straks weer iemand anders, zoals Robert Mikelsons, die negentien jaar gevangenisstraf kreeg voor het ‘binnendringen’ bij 87 kinderen in de leeftijd 0 tot 2,5 jaar. Op een dag zal ook hij vrijkomen.

De Nederlandse staat kan zich inzake Robert Mikelsons, mede gezien de uitzichtloosheid van zijn behandeling, geen andere aanpak veroorloven dan hem na zijn straf tot ongewenste vreemdeling te verklaren en terug te sturen naar zijn geboorteland Letland.

Benno L. is van Duitse komaf en gaf aan terug te willen naar Duitsland. Het argument dat verhuizing het langdurige toezicht dat L. zal krijgen in gevaar brengt, is weinig overtuigend in een tijd van onbegrensde technologische mogelijkheden.

Volkswoede

Het overgrote deel van de zedendelinquenten bezit geen ander paspoort dan het Nederlandse, zodat hun gewenste publieke verbanning praktisch onmogelijk wordt. Een langdurige oplossing van dit vraagstuk is zeer urgent en mag niet keer op keer en per geval worden vastgesteld.

Het nijpende is niet zozeer de volkswoede, want die is goed te begrijpen. Het is eerder het politieke onvermogen om een eenduidige, nationale aanpak te bedenken voor de huisvesting van veroordeelde zedendelinquenten na afloop van gevangenisstraf of tbs-behandeling.

Slachtoffers

Door de oneindigheid, stammend uit de tijd dat het strafsysteem in Nederland was ingericht om daders voor te trekken en de gevoelens van slachtoffers te verontachtzamen, wordt al heel lang gekozen voor een lokale ad-hocbenadering in plaats van ‘sluitende systematiek voor toezicht op en begeleiding van zedendelinquenten’, zoals de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) herhaaldelijk bepleitte.

Zelfs simpele maatregelen zoals het inlichten van buurtbewoners over een ex-zedendelinquent in hun wijk, zoals dat in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wettelijk is toegestaan, was eind jaren negentig te veel gevraagd voor de Tweede Kamer. Alle grote partijen waren tegen.

Explosief

Ook de beleidsvrijheid van gemeentes om omwille van de openbare orde pedofielen te weren, zoals van Gijzel deed in Eindhoven, stelt niet altijd iets voor. Van Gijzel ving bot bij de rechter, die het aan Van der V. opgelegde stadsverbod tenietdeed.

Een nationale aanpak ontbreekt en als een burgemeester zich, op basis van de Gemeentewet, de vrijheid toe-eigent om een pedofiel buiten zijn stad te houden, grijpt de rechter in. Zo’n explosieve toestand leidt tot ernstige ongeregeldheden.

Tegen de wiebelende geval-per-geval-aanpak was reeds gewaarschuwd door de RSJ, die in 2011 aan staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Fred Teeven (VVD) schreef dat er geen duidelijke samenhang zat in het beleid rondom de begeleiding van veroordeelde zedendelinquenten.

Dilemma

Zij stelde een essentieel punt aan de orde: ‘Slechts als de veiligheid binnen het toezicht gewaarborgd is, bestaat de ruimte om een verantwoorde terugkeer te realiseren.’ De vraag is of een dergelijke terugkeer überhaupt mogelijk is in gemeenten waar gezinnen wonen die hun kinderen uiteraard nooit en te nimmer willen blootstellen aan pedofielen.

Een oplossing voor dit dilemma – de staat heeft te zorgen voor passende onderdak voor zedendelinquenten en het welzijn van kinderen – is het aanwijzen van zogenoemde ‘vestigingsgemeentes’.

Nederland beschikt niet over het soort eilanden waarop Noorwegen en Australië gedetineerden en bootvluchtelingen huisvesten. Er is een andere aanpak mogelijk, waarbij het creëren van fysieke afstand de boventoon voert.

Uithoeken

Zogenoemde ‘krimpregio’s’ kunnen daarbij soelaas bieden. Deze omvatten gebieden met een krimpend bevolkingsaantal, vooral in de uithoeken van Noord- en Zuid-Nederland, die leeglopen, nauwelijks bevolkingsgroei kennen en snel vergrijzen, waardoor de bevolkingssamenstelling nauwelijks (jonge) gezinnen bevat.

Veroordeelde zedendelinquenten zouden daar verplicht onderdak moeten zoeken én krijgen. Iedereen wint hierbij: de samenleving, de veroordeelde zelf (relatieve woonveiligheid), en de overheid. Toezichthouden op enkele gemeenten is efficiënter en het indammen van het hoge recidivegevaar zekerder.

Twist

Dat laatste punt is belangrijk, vooral daar waar Teeven in 2012 aan de Kamer schreef dat ‘het percentage recidivisten met een zeer ernstig delict onder zedendelinquenten nog lange tijd na uitstroom van de tbs-maatregel toeneemt’.

De bewindspersoon werkt aan een wetsvoorstel dat levenslang toezicht op zedendelinquenten faciliteert. Dat is toe te juichen.

Maar Teeven mag de huisvestingtwist niet negeren. Het overwegen van vooraf aangewezen woonlocaties in krimpgebieden verschaft alle betrokkenen duidelijkheid. Teeven heeft de tijdgeest mee en dat moet hij benutten.

Zoals Victor Hugo zei: niets is sterker dan een idee waarvoor tijd is gekomen.