De fascinatie van kunstenaars voor mannen in de boksring

28 april 2015Leestijd: 5 minuten
''

Reikhalzend werd er uitgekeken tussen het ‘gevecht van de eeuw’ tussen Floyd Mayweather jr. en Manny Pacquiao. Ook door kunstenaars die zich vaak gefascineerd hebben getoond door knokkende mannen in een ring.

Over zijn inkomsten kan hij onmogelijk klagen. Op de lijst van best betaalde sporters staat Floyd Mayweather jr. pal bovenaan. In 2014 verdiende hij 97,5 miljoen euro. Zo’n 20 procent meer dan nummer 2, de voetballer Cristiano Ronaldo, en 5 procent meer dan de toptennissers Roger Federer en Rafael Nadal samen. De Amerikaanse bokser heeft zoveel geld dat hij zijn veertienjarige dochter zomaar een Rolls-Royce van 4 ton cadeau kan doen.

Dit jaar gaat de kassa nog harder rinkelen voor ‘Money‘ Mayweather. Hij hield ruim 160 miljoen euro overhouden aan het duel met Manny Pacquiao om de wereldtitel in het weltergewicht. Het werd al ‘het gevecht van de eeuw’ genoemd. De verwachtingen werden steeds hoger doordat de twee partijen er jarenlang over hebben gedaan om tot overeenstemming te komen.

Elke sportliefhebber wilde weten of Mayweather (38) in Las Vegas zijn ongeslagen status kan behouden tegen Pacquiao (36), het Filipijnse Congreslid dat, onder de sprekende bijnaam The Destroyer, in acht verschillende gewichtsklassen wereldtitels heeft behaald.

Edele kunst

De enorme bedragen die met het spektakel in Vegas zijn gemoeid, hebben al menige wenkbrauw doen fronsen. Sowieso moeten fans van het boksen zich vaak verdedigen. Zij spreken zelf graag van the noble art of boxing, van een edele kunst dus. Maar critici zien er primair een vorm van bruut geweld in, met grote gevaren voor de gezondheid van de betrokkenen en een slechte morele invloed op anderen.

De rauwe, dubieuze kanten van de vechtsport zullen wel hebben bijgedragen aan de fascinatie van kunstenaars. Zij hebben aanzienlijk meer belangstelling getoond voor boksen dan voor, om maar wat te noemen, tennis of cricket. Vooraanstaande schilders hebben bijvoorbeeld boksers in beeld gebracht. Kijk naar Le boxeur (1912) van Pablo Picasso of De negerbokser (1914-1915) van ­Isaac Israëls.

Daarnaast spelen boksers de hoofdrol in honderden speelfilms. De spannende lijfelijke gevechten met opgetogen toeschouwers en bellen die klinken voor de laatste ronde, zijn pakkend in beeld te brengen en de knokpartij in de ring vormt in de bioscoop vaak een metafoor voor de strijd tussen goed en kwaad.

Commercieel succesvol was Rocky (1976) van Sylvester Stallone, het hartverwarmen­de verhaal over een derderangsbokser die het opneemt tegen een ijdele zwaargewichtkampioen. De meest geprezen boksfilm is ongetwijfeld Raging Bull (1980), met een geweldige Robert De Niro als de ‘razende stier’ Jake LaMotta. Verheugend was dan ook het bericht dat de regisseur, Martin Scorsese, het levensverhaal gaat verfilmen van een meer eigentijdse boksheld, Mike Tyson, ook bekend als the baddest man on the planet.

Macho-achtig

Het aantal prominente schrijvers dat zich heeft beziggehouden met het boksen, is bijzonder groot. De Belgische journalist Jan Van den Berghe probeerde twee jaar geleden een overzicht te geven in het boek De artistieke uppercut (De Bezige Bij Antwerpen), met als beginpunt het tweegevecht tussen Epeios en Euryalos in de Ilias van Homeros. In het spoor van de Griekse dichter volgden tal van literaire grootheden, van Charles Dickens tot James Joyce, van Thomas Mann tot Vladimir Nabokov.

De Nederlandse oogst is helaas bescheiden. In het encyclopedische werk van Van den Berghe komen slechts een paar Nederlandstalige boeken aan bod, zoals The Dutch Windmill (1980), een biografie van de Rotter­damse bokslegende Bep van Klaveren van de hand van zijn stadgenoot Jules Deelder, en de roman Morgen zijn we in Pamplona (2011) van Jan van Mersbergen.

Van den Berghes landgenoot Hugo Claus was de Nederlandstalige schrijver met de meeste affiniteit met het boksen. Als jongen trainde hij hard in de boksschool totdat bleek dat hij het echte talent miste. Maar de liefde bleef. In drie romans besteedde Claus aandacht aan het boksen en hij zei: ‘De combinatie van gratie, intelligentie, adel, wreedheid, lafheid die kan ontstaan in dertig seconden boksen is mij meer waard dan een literaire gebeurtenis.’

Niet verwonderlijk is de inte­res­se van ­macho-achtige schrijvers. Zoals de Amerikaan Ernest Hemingway, die graag zelf op de vuist ging en beweerde: ‘Mijn schrijven is niets, mijn boksen alles.’ Hij probeerde te schrijven met de stootkracht van een volleerde bokser, waarbij elke zin een voltreffer moest zijn. En zijn epigoon Norman ­Mailer schreef het prachtige boek The Fight (1975) over the rumble in the jungle, het klassieke gevecht tussen Mohammed Ali en ­George Foreman in Kinshasa, Zaïre in 1974.

De schrijver toonde zich, zoals veel collega’s, erg onder de indruk van de charismatische praatjesmaker Ali: ‘Want hij is de Prins van de Hemelen.’ Boksen, schreef Mailer, roept diepe emoties op. Er is de angst om anderen pijn te doen en de angst om te lijden. De primitiviteit van de pijniging in de ring vormt ongetwijfeld een deel van haar aantrekkingskracht. Het is puur en simpel: twee mannen tegenover elkaar die erop los slaan. Nergens in een beschaafde samenleving geldt zo duidelijk het recht van de sterkste.

Norman Mailer merkte eveneens op dat boksen een uitlaatklep biedt aan mensen die misschien anders wel een moord zouden plegen. Dit aspect verhoogt zeker de kleurrijkheid van de sport. Het zijn keiharde mannen van de straat die zich het best staande weten te houden. Een keurige heer als Federer zie je zelden in de ring.

Deze is en blijft toch vooral het domein van bad guys als Tyson, die er ook niet voor terugdeinzen om elkaar verbaal te lijf te gaan.

Knock-out

Het mooiste zijn de tijden wanneer twee uitgesproken grootheden tegen elkaar uitkomen. Ali versus Joe Frazier, Tyson versus Evander Holyfield: dat zijn de confrontaties die voortleven in de herinnering. Hier komen we bij een probleem van het zwaargewichtboksen momenteel.

Vladimir Klitsjko is zonder meer een groot kampioen, maar de sterke Oekraïner heeft geen tegenstand van formaat. Hij slaat zijn opponenten op een vrij coole, cleane manier knock-out. Daar komt nog eens bij dat hij van onbesproken gedrag is.

Dat moeten we natuurlijk niet hebben bij een bokser. Mayweather jr. voldoet beter aan het gewenste profiel. De grootverdiener zat in de gevangenis omdat hij zijn ex-vriendin een paar dreunen had verkocht. Daaraan herkennen we de echte bokser. Zie Nederlands bokstrots in de jaren negentig, Regilio Tuur, wereldkampioen lichtgewicht met losse handjes.

Het gebrek aan spanning en opwinding in de zwaargewichtklasse heeft mede aanleiding gegeven tot een reeks bespiegelingen over de naderende ondergang van het boksen. Maar zulke voorspellingen zijn van alle tijden. In 1956 publiceerde de bekende Amerikaanse journalist A.J. Liebling een bundel reportages over boksen onder de titel The Sweet Science. Hij zag het somber in.

De ­noble art was in verval: grote talenten dienden zich niet meer aan en door de opmars van de televisie nam de animo af om naar sportarena’s te gaan. Toch bleef Liebling hoop koesteren: ‘Het verlangen anderen een klap te verkopen zal in onze cultuur overleven. Boksen is een kunst van het volk.’

Elsevier nummer 18, 2 mei 2015