Een beetje spionage kan helpen de vrede te bewaren

22 mei 2014Leestijd: 3 minuten

Met een schijnproces tegen vijf Chinese cyberspionnen zetten de Verenigde Staten de goede relaties met China op het spel. De Chinese leiders voelen zich in hun hemd gezet in een rechtszaak die geen enkel doel lijkt te dienen.

Maandag verraste de Amerikaanse minister van Justitie Eric Holder met het bericht dat hij vijf Chinese militairen gaat vervolgen.

De vijf zouden via internet bedrijfsgegevens hebben gestolen bij zes Amerikaanse ondernemingen en een vakbond. De informatie zou zijn doorgespeeld aan Chinese staatsbedrijven, die daarmee concurrentievoordeel hebben behaald.

Het is voor het eerst dat de Verenigde Staten staatsburgers van een vreemde mogendheid aanklagen voor cyberspionage die vanuit het buitenland is gepleegd.

Cybercriminaliteit

Het antwoord op de vragen of de vijf voor de Amerikaanse rechter zullen verschijnen, worden veroordeeld en een straf ondergaan is drie keer nee. Nog afgezien van bewijsproblemen bij grensoverschrijdende cybercriminaliteit; China levert geen staatsburgers uit aan vreemde mogendheden en piekert er niet over om daarop een uitzondering te maken.

Dat weten de Amerikanen natuurlijk, en dat geeft al aan dat de vervolging vooral symbolische waarde heeft.

Vrijwel alle landen in de wereld spioneren en China en de Verenigde Staten vormen daarop geen uitzondering. En waar dat vroeger door mannen met gleufhoeden gebeurde, betreft het nu in toenemende mate met elektronische middelen.

Daarbij gaat het niet alleen om militaire geheimen, maar ook om politieke en economische informatie. De grote landen voeren geen strijd met elkaar op het slagveld, maar aan de onderhandelingstafel. Dan helpt het als je weet welke kaarten jouw gesprekspartner in zijn mouw heeft.

Eenheid 61398

Via in beveiliging gespecialiseerde ict-consultants zoals FireEye en Mandiant lekte Washington vorig jaar al een paar keer dat het China verantwoordelijk acht voor hackpogingen en digitale inbraken in Amerikaanse computers.

Zij onthulden het bestaan van een afdeling cyberspionnen van het Volksbevrijdingsleger, die ‘Eenheid 61398’ zou heten. Vanuit een onopvallend kantoorgebouw in Sjanghai zouden zij in duizenden Amerikaanse computers hebben ingebroken.

De Chinezen hebben de hint niet opgepakt. Of beter gezegd, de Chinese overheid begrijpt niet waarom zij niet zouden mogen spioneren en de Amerikanen wel.

Opvallend aan deze zaak is dat het alleen om economische spionage gaat, terwijl eerder vooral melding werd gemaakt van het stelen van informatie over defensieprojecten, zoals de ontwikkeling van de JSF en drones.

Te kijk gezet

De slachtoffers van de spionage-affaire hebben iets anders gemeen: ze dienden allemaal een klacht in tegen China wegens oneerlijke handelspraktijken.

De Chinezen zijn stomverbaasd over de Amerikaanse stap. Ze voelen zich publiekelijk te kijk gezet, nadat het Chinese leiderschap het afgelopen jaar zoveel moeite heeft gedaan om de bilaterale relaties te verbeteren.

In Peking breken ze zich het hoofd over de intenties achter het schijnproces met een hoog de pot verwijt de ketel-gehalte.

Amerika noch China zal bereid zijn voor een spionagekwestie de handelsbetrekkingen op het spel te zetten. Nog afgezien van het feit dat China als bank van de Amerikaanse overheid functioneert.

Grootmachten

Het zijn de haviken in Peking die hun wantrouwen jegens de Verenigde Staten bevestigd zien en erop zullen aandringen allerlei vormen van samenwerking tussen beide landen te stoppen.

En dat is jammer: nu de spanningen in de Oost- en Zuid-Chinese Zee hoog oplopen, zijn open communicatiekanalen tussen de twee grootmachten belangrijker dan ooit. Inzage in elkaars acties en motieven kunnen escalatie en misverstanden voorkomen. Ironisch genoeg kan een beetje spionage daarbij heel behulpzaam zijn.