Derk Boswijk (CDA): Militair moet vooropstaan bij versterking krijgsmacht, daarna pas materieel

03 mei 2022Leestijd: 5 minuten
Derk Boswijk (CDA) in de Tweede Kamer. foto: ANP / Hollandse hoogte / Peter Hilz

De oorlog in Oekraïne leidt eindelijk tot het besef dat er meer geld  naar de Nederlandse krijgsmacht moet. Maar waar moet dat geld naartoe? Opvallend is dat de discussie vooral gaat over wat we aan materieel moeten kopen. Maar in de eerste plaats is niet de technologie, maar juist de betrokkenheid van militairen bij de krijgsmacht doorslaggevend, schrijft CDA-Kamerlid Derk Boswijk in een ingezonden opinie.

Derk Boswijk (Woerden, 1989) is Tweede Kamerlid voor het CDA. Hij is woordvoerder Defensie, Landbouw, Natuur & Visserij en reserveofficier bij de Koninklijke Landmacht.

 

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.

De een ziet, vooral door de conventionele oorlogsvoering van Rusland, het belang om weer tanks te kopen. De ander ziet in de grote hoeveelheid tanks die Rusland verliest juist vooral bevestigd dat het einde van het tijdperk van de tank definitief is aangebroken. Ik zie vooral een belangrijke factor die het verschil maakt tussen succes en een fiasco.

Opvallend weinig coördinatie in Russische krijgsmacht

De massale Russische invasie in Oekraïne met grote hoeveelheden pantservoertuigen en tanks deed meteen denken aan de blitzkrieg in de Tweede Wereldoorlog. En toch zijn er grote verschillen. Zo lijkt er opvallend weinig coördinatie te zijn tussen het optreden van de Russische tanks met infanterie gecombineerd met luchtsteun. Het vaak solistische optreden van de tanks maakt ze bijzonder kwetsbaar, zeker in stedelijk gebied.

Maar wat nog veel meer het verschil maakt, is dat de Duitsers destijds hun operationele voordeel te danken hadden aan een flexibele decentrale commandostructuur (Auftragstaktik). Het opperbevel formuleerde de missie (Auftrag), maar gaf de ondergeschikte commandanten de vrijheid zelf te beslissen over hun middelen en methoden om het uiteindelijke doel te bereiken. In de Russische doctrine ontbreekt deze vrijheid van handelen en eigen initiatief volledig. We kennen allemaal de beelden van doelloos ronddwalende Russische militairen die soms geen idee hebben wat ze überhaupt in Oekraïne doen.

Kortom, het zijn vooral softe factoren zoals doctrine en de creativiteit van de mens die het succes of falen bepalen, niet sec het materieel – zoals in dit geval de tank.

De volgende dreiging komt naast Rusland ook uit China en Afrika

Daarbij is het focussen puur op materieel alleen niet verstandig, want de oorlog in Oekraïne is geen bewijs dat de dreiging in de toekomst alleen vanuit Oost-Europa komt. In potentie bestaan bijvoorbeeld in Afrika nog grotere dreigingen voor de veiligheid van het Europese continent. Want terwijl China massaal Afrikaanse landbouwgrond opkoopt om zijn eigen bevolking te voeden, zorgt klimaatverandering ervoor dat steeds meer vruchtbare landbouwgronden veranderen in woestijn. Bovendien zal de Afrikaanse bevolkingsgroei explosief toenemen van 1,3 miljard Afrikanen nu tot naar verwachting 2,5 miljard in 2050.

Defensie

Lees ook dit verhaal van Eric Vrijsen over defensie: Vijf speerpunten voor de versterkte krijgsmacht

Intussen groeit de invloed van zowel Rusland als China op het Afrikaanse continent en ook hier is het niet het materieel dat het verschil maakt, maar zijn het vooral softe factoren. Afgelopen week sprak ik prof.dr. Martijn Kitzen, die mij een foto liet zien van een Afrikaanse stad die vol staat met de modernste Chinese lantaarnpalen. Kitzen refereert in zijn boek Oorlog onder de mensen dat de Chinese aanpak, die zijn oorsprong vindt in Mao Zedongs werk On Guerilla Warfare, vooral is gericht op het vergaren van steun van de lokale bevolking. Deze aanpak vraagt om inzet van mensen die infiltreren in een bevolking, die weten wat er onder de inwoners leeft en er alles aan doen om hun steun en vertrouwen te winnen.

Dit deed mij meteen denken aan een uitspraak van de Amerikaanse kolonel John Boyd, waarop Gijs Tuinman, drager van de Militaire Willems-Orde, mij wees: ‘People, ideas, machines — in that order!’ Mensen, ideeën, machines – in die volgorde. Boyd wist dat succesvolle acties met nieuwe technologie niet voortkomen uit de technologie zelf. Het succes komt voort uit de raakvlakken tussen technologie en de mens, de ideeën van mensen en de organisaties en bedrijven waartoe ze behoren.

De mens als wapen: jongeren betrekken bij de krijgsmacht

Oud-president van de Verenigde Staten Ronald Reagan zei het al in zijn inauguratiespeech: ‘Above all, we must realize that no arsenal or no weapon in the arsenals of the world is so formidable as the will and moral courage of free men and women.’ Niets zo ontzagwekkend, zelfs wapens niet, als het doorzettingsvermogen en de moed van vrije mannen en vrouwen. Maar daar zit meteen ook het probleem. Terwijl in Zweden 70 procent van de jongeren het belangrijk vindt in een democratie te leven, geldt dat in Nederland voor nog geen 40 procent van de jongeren. In Zweden, net als in alle andere Scandinavische en Baltische landen, voelen ze al veel langer de dreiging vanuit Rusland. In deze landen zijn daarom al diverse innovatieve manieren bedacht om jongeren bij de krijgsmacht te betrekken.

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier

In Nederland is de dienstplicht sinds 1997 opgeschort en kennen we vooral het beroepsleger en de mogelijkheid om als reservist te dienen. Uit eigen ervaring weet ik hoe waardevol het is om naast je civiele baan ook je tijd zinvol te besteden als reservist. Maar momenteel zijn dat vooral de liefhebbers en is de drempel om te dienen hoog. Er is enorm veel potentie te behalen als we meer mensen, als beroepsmilitair of als reservist, betrekken bij onze krijgsmacht, als we de samenwerking tussen de burgermaatschappij en de krijgsmacht verder versterken.

Daarom opperde ik eind vorig jaar al bij de toenmalige minister van Defensie Henk Kamp (VVD) om de Scandinavische voorbeelden van dienstrecht te implementeren in onze krijgsmacht. Toen hield Kamp de boot nog erg af. Een half jaar later leven we in een totaal andere wereld en zien we in onze samenleving brede steun voor innovatieve vormen om te dienen en lijken zowel de staatssecretaris als de minister daarvoor open te staan.

Volgende week wordt gestemd over een motie van mijn hand die het kabinet oproept nog vóór de begrotingsbehandeling met voorstellen te komen om nieuwe manieren mogelijk te maken om te dienen in onze krijgsmacht. Want we moeten niet verzanden in louter wensenlijstjes waarop staat welk en hoeveel materieel we willen, maar beginnen bij de mens, dan de ideeën en ten slotte het materieel, in die volgorde.