Wat de gesubsidieerde diversiteitsmaffia kan leren van de Mocromaffia

13 oktober 2021Leestijd: 3 minuten
Beeld van Ridouan Taghi Foto: Politie

Vorige week was het de Week van de Diversiteit. Helaas hebben we Ridouan Taghi er niet over gehoord, hoewel hij waarschijnlijk een aardig goede kijk heeft op het opzetten van een diverse organisatie, gezien zijn leidinggevende rol binnen de Mocromaffia. Diversiteitsadviseurs zouden het nodige van hem kunnen leren, schrijft Constanteyn Roelofs.

Constanteyn Roelofs

Wekelijks verkent historicus Constanteyn Roelofs (1989) de tragikomische tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.

De naam Mocromaffia is namelijk niet helemaal terecht: er zitten immers niet alleen Mocro’s in de organisatie. Ghanezen, Antillianen, Brabanders, douaniers uit de Regio Rijnmond: de loonlijst van een internationaal cocaïnesyndicaat kent alle kleuren van de regenboog. Om met de leveranciers te kunnen praten, moet je over een aardig woordje Spaans beschikken en het klantenbestand van de cocaïnedealer is zeer divers – van Italiaanse toeristen tot de Urker jeugd via de glazen torens van de Zuidas.* Geregeld worden er joint-ventures opgezet met de cousins uit Rusland of Albanië. 

De Mocromaffia heeft geen programmamanager diversiteit nodig

Dat vraagt om uitstekende interculturele communicatieve vaardigheden, niet in de laatste plaats omdat miscommunicaties in het criminele circuit dikwijls eindigen met betonnen schoenen. Je vraagt je af hoe dat dan tot stand komt. Zitten de Mocromaffiozen met z’n allen in een zaaltje met een kop vieze automatenkoffie terwijl zo’n diversiteitsexpert met een moeilijke bril en een duur diploma van een faculteit sociale wetenschappen ze vooroordelen op post-its laat schrijven?

Het lijkt me niet dat er zoiets is als een programmamanager diversiteit en inclusie binnen de Mocromaffia – maar ik kan me vergissen. Eerder lijkt het me dat er door de enorme winsten in de cokehandel een convergent belang is tussen verschillende verder insulaire en endogame etnische migrantengroepen, waardoor culturele verschillen in het belang van de handel onder het tapijt worden geveegd. 

Het uitvergroten van verschillen is verdienmodel van de diversiteitswereld

Hoe anders is dat binnen de organisaties die we wél druk op social media zien: overheden, universiteiten, grote corporates. Daar moet wel iedereen op zo’n sessie en is er wel een groot budget voor diversiteit en inclusie. Het gaat hier om tientallen miljoenen aan subsidies, banen en opdrachten voor externe diversiteitsadviseurs.

Binnen de diversiteitswereld is juist het uitvergroten van onderlinge verschillen het verdienmodel, of het verzinnen van vage, onoplosbare problemen als ‘geïnternaliseerde witheid’ en ‘micro-agressies’, zoals de misdaad van een opmerking maken over het afrokapsel van een collega of het gebruiken van het verkeerde persoonlijk voornaamwoord om iemand aan te spreken.

Als we morgen discriminatie hadden opgelost, hadden er duizenden beroepsdiversities geen werk en kunnen we halve faculteiten van de Universiteit van Amsterdam opdoeken. Op pais en vree verkoop je geen diversiteitstraining à 250 euro per uur. Logisch dus dat elk verschil breed wordt uitgemeten: zo heeft de Universiteit van Amsterdam inmiddels ‘op tijd komen’ en ‘niet jokken’ tot perfide koloniale witheid verklaard, die we, gesubsidieerd, moeten bestrijden.

We leiden in Nederland meer sociale wetenschappers op dan loodgieters

In de diversiteitsmaffia convergeren handige sociaal ondernemers, idealisten die niet van de lucht kunnen leven, de sekte van de postmoderne sociale wetenschappers en bakra’s met een reddertjescomplex juist in een economisch model waar etnische verschillen worden uitvergroot. Ergens is het misschien ook wel goed: we leiden in Nederland meer sociale wetenschappers op dan loodgieters en die mensen moeten tenslotte ook wat te doen hebben. Idle hands are the devil’s workshop.  

Enfin, gemiste kans om zo’n ervaringsdeskundige aan het woord te laten bij zo’n belangrijk vraagstuk als etnische diversiteit in multinationale organisaties. Overigens zit er wel een vlekje op Taghi’s verder uitstekende personeelsbeleid: tot nu lijkt het erop dat zijn boevenorganisatie geheel en al uit mannen bestaat. En dat, lieve lezers, kan in 2021 echt niet meer. 

*(Semi-gerelateerd punt, maar Marokkaanse drugsdealers zijn waarschijnlijk de best geïntegreerde Marokkanen met het breedste contact met de rest van de samenleving. In een markt met een ongedifferentieerd product moet je immers op service en snelheid concurreren – de dealer die vriendelijk en snel levert, wordt teruggebeld. Een glimlach is gratis!)