Rechter spreekt steeds vaker over zaken waar hij vroeger niet aan te pas kwam

12 november 2019Leestijd: 4 minuten
Een vrouw en een baby in het Syrische kamp al-Hol in handen van de Koerden. Foto: AFP

De rechter heeft gesproken. De rechter spreekt trouwens bijna dagelijks tegenwoordig in zaken waaraan vroeger geen rechter te pas kwam, schrijft Philip van Tijn.

De ene dag spreekt hij recht over stikstof waardoor de bouw stil komt te leggen, de volgende over gebeurtenissen in het toenmalige Nederlands-Indië driekwart eeuw geleden, waardoor een eenduidige relatie wordt gecreëerd tussen dader en slachtoffer (in een veel gecompliceerdere werkelijkheid) en de derde dag over IS-kinderen waarmee hij onoverzienbare consequenties oproept.

Philip van Tijn

Philip van Tijn is bestuurder, toezichthouder en adviseur. Hij schrijft wekelijks een blog over de actualiteit.

Ooit leerden we over de machtenscheiding, maar het lijkt erop dat de rechtsprekende macht nu in het verlengde ligt van de wetgevende en de uitvoerende macht. Het wordt tijd dat een wakkere politicoloog of jurist ons eens gaat uitleggen hoe dat zo is gekomen. Vult de rechter de lacune op die falende wetgevende en/of uitvoerende macht laat ontstaan? Trekt de rechter een te grote broek aan? Of weten slimme advocaten als André Seebregts, met op de achtergrond hun godmother Liesbeth Zegveld, de leer van de machtenscheiding naar hun hand te zetten?

In de zaak van de IS-kinderen, waar in de politiek en in de publiciteit nagenoeg alle argumenten pro en contra zijn uitgekauwd, heeft de rechter een uitspraak gedaan die verre van eenduidig is, waardoor elke betrokken partij daarmee zijn voordeel kan proberen te doen.

Tot het onmogelijke is ook de staat niet gehouden

Kort gezegd: Nederland, de staat, moet al het mogelijke doen om 56 IS-kinderen zo snel mogelijk uit de kampen in Syrië op te  halen. De kinderen, niet hun moeders, laat staan hun vaders – of wie daarvoor doorgaan. Maar als de Koerden de kinderen niet laten gaan zonder hun moeders, dan ook de moeders. De staat mag zelf bepalen hoe hij een en ander regelt, maar wel binnen twee weken. Het is een inspanningsverplichting, geen resultaatsverplichting, want tot het onmogelijke is ook in deze zaak niemand gehouden. Als Nederland echt zijn best heeft gedaan en het is toch niet gelukt, ja, dan houdt het daarmee op. Het orakel van Delphi was er niks bij!

De rechter komt tot deze uitspraak om twee redenen.

1. De kinderen kunnen er niks aan doen dat ze in deze ellende zijn geraakt terwijl hun moeders/vaders dachten ze naar het aardse paradijs te brengen.

2. Het is voor de veiligheid van de staat en ons allen beter om die kinderen terug te halen op jeugdige leeftijd, terwijl ze naarmate de tijd voortschrijdt steeds meer geïndoctrineerd zullen worden.

Het laatste woord is ook nu niet gesproken

Dit zijn twee heel feitelijke en praktische overwegingen. Voor zover ik heb begrepen, worden morele verplichtingen – het mantra van mensen als Kinderombudsman Margrite Kalverboer – niet als reden genoemd. Er heeft zich in de loop van de tijd in deze discussie een verschuiving voorgedaan van menselijkheid naar staatsraison. Onschuldig kinderen en een kwetsbaar thuisfront  (wij dus), daar gaat het om. Maar dat neemt niet weg dat de onderstroom van moraliteit in het vonnis wel degelijk aanwezig is. Zo leven de kinderen ‘in een acute noodsituatie, onder erbarmelijke omstandigheden’. Dat klopt, maar dat komt niet door u of mij of door onze regering.

Wat nu? Als gezegd, ieder kan uit het vonnis iets van zijn gading halen. Bovendien hoeft het niet het laatste woord te zijn, want de staat (en trouwens ook mr. Seebregts en de zijnen ‘namens 23 IS-vrouwen’) gaat in hoger beroep. Dat kan lang duren en tegen die tijd zullen de omstandigheden weer heel anders zijn. En nu al voorspel ik dat de Kinderombudsman, de mensenrechtenadvocaten en alle goede doelen-ngo’s een offensief beginnen tegen dat hoger beroep. De staat moet niet kinderachtig zijn en had in het rechterlijk vonnis moeten berusten. Ik hoor het al zoemen.

Strikte en logisch voorwaarden voor terugkeer van de kinderen

Mocht de rechter in het hoger beroep oordelen dat de kinderen toch terugkomen, dan kan de staat aan de terugkeer voorwaarden verbinden. Ik noem er een paar, maar er is meer te bedenken.

Afshin Ellian schreef eerder deze column: Jihadkinderen stellen Nederland voor duivels dilemma

  1. Minutieus controleren of ieder kind in kwestie wel Nederlands staatsburger is, waarbij gebruik van dna-tests uiteraard is inbegrepen.
  2. Het Nederlanderschap ontnemen van de vaders en moeders als dat ook maar enigszins mogelijk is.
  3. Op korte termijn een (nood)wet maken en aannemen, waardoor gezinshereniging in bepaalde gevallen onmogelijk is – en toevallig zijn dat de gevallen van de IS-ers.
  4. Kinderen doen opnemen in zorgvuldig uitgekozen gezinnen, die de democratische rechtsstaat en het primaat van de (Grond)wet boven religieuze voorschriften 100 procent ondersteunen (dus niet bij ooms en tantes van wie je dat allerminst zeker weet.

Het zijn helemaal geen strenge voorwaarden, maar volstrekt logische en normale. Ik ben in deze zaak maandenlang om de oren geslagen met de kreet: ‘Het gaat om het belang van de kinderen’. Welnu, wat ik voorstel is in het belang van de kinderen.

Zo kunnen ze opgroeien tot goede burgers van het land waarvan ze kennelijk de nationaliteit hebben. Maar dit alles alleen als de kinderen terugkeren. Want in het huidige Nederland is het al de vraag of deze paar wezenlijke voorwaarden erdoor komen. En daarzonder kunnen ze beter blijven waar ze zijn! Anders fungeren deze kinderen als camel nose: de ellende komt erachteraan.