Thuiskomen in den vreemde: de Nederlandse diaspora in Iowa

08 augustus 2016Leestijd: 4 minuten
De inwoners Orange City houden vast aan hun Nederlandse identiteit. Foto: Geerten Waling

Historicus Geerten Waling reisde afgelopen zomer voor elsevier.nl door de Verenigde Staten, op zoek naar de ziel van de Amerikaanse democratie.

 ‘Miljoenen mensen marcheren tegelijk naar hetzelfde punt aan de horizon: hun taal, hun religie, hun zeden verschillen, hun doel is hetzelfde. Men heeft gezegd dat het fortuin ergens in het westen ligt en zij spoeden zich erheen.’

Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1835-1840).

Eindelijk thuis! Nee, mijn reis door Amerika is nog niet voorbij, maar na 6.000 mijl was ik deze week op een plek waar ik me onverwacht thuis voelde: Orange City, Iowa. Het dorpje doet me denken aan dat van mijn grootouders op Goeree-Overflakkee. Het heeft geen polders, maar wel dezelfde boerderijen, akkerbouw en veeteelt, dezelfde straten met huizen en winkels, overal gereformeerde kerken en… een Nederlandse bevolking.

Het is ontroerend: onze eigen diaspora, waar vind je die nou? Joden, Armeniërs, Marokkanen, Turken – hoe lang ze ook weg zijn uit hun land, velen blijven vasthouden aan hun cultuur. Maar ‘Nederlanders’ die na anderhalve eeuw hun culturele identiteit blijven vieren en cultiveren? Zeer zeldzaam.

Rechtlijnige Nederlanders trokken naar Amerika
Na de Afscheiding van de Hervormde Kerk (1834) voelden honderden rechtlijnige ‘gereformeerden’ zich steeds meer in het nauw gedreven in Nederland. In het kielzog van dominees Hendrik Scholte en Albertus van Raalte trokken zij naar de Verenigde Staten. Van Raalte stichtte in Michigan de plaats Holland en Scholte leidde zijn volgelingen naar Iowa, in de woeste Midwest. Hij kocht een stuk grond en stichtte daar het boerendorp Pella. Vanuit Pella splitsten nieuwe groepen zich af, die verder westwaarts reisden met de frontier mee, op zoek naar goedkope grond. Een aantal vestigde zich in 1870 in het vruchtbare land van Sioux County en bouwde Orange City, vernoemd naar de Oranjes.

2016-08-04 19.48.07

Tot aan de jaren 1950 volgden er nog meer landgenoten, maar inmiddels zijn de bewoners van Oranjestad veelal vierde of vijfde generatie Nederlanders. Niettemin houden zij vast aan hun identiteit. Zij zijn volledig Amerikaans en spreken nauwelijks nog onze taal, maar toch noemen zij zich trots Dutch. Ze koesteren hun Hollandse windmolens en een stukje gracht (een meter breed) onder een schattig ophaalbruggetje. Ze gaan naar ‘de koffiewinkel’, ‘de bakkerij’ en ‘de juwelier’, elke mei houden ze een drukbezocht Tulpenfestival en in december vieren ze Sinterklaas – met een Witte Piet, zo correct zijn ze wel.

Verzuild op z’n Nederlands, maar allemaal Republikeins
Niet alleen de architectuur en de namen van bedrijven – De Jong, Noteboom, Woudstra – doen me hier thuis voelen, ook het religieuze landschap doet denken aan een Nederlands dorp. Zoals Jezus brood brak, zo blijven de kerken hier zich oneindig opsplitsen. De Reformed Church of America kreeg al in de negentiende eeuw concurrentie van de Christian Reformed Church die orthodoxer was, zo vertelt professor Jeff VanDerWerff, politicoloog aan het Northwestern College in het dorp.

De grondwettelijke vrijheid van godsdienst gaat in Amerika hand in hand met het wijdverbreide protestantisme (in honderden soorten en maten), dat net zo individualistisch en opstandig is als de democratische gezindheid van de Amerikanen – en dat evenzeer uitgaat van discipline, opoffering en zelfredzaamheid.

Inmiddels kent Orange City weer nieuwe afscheidingen, zoals de Protestant Reformed Church en de Netherlands Reformed Church, die nóg rechter in de leer claimen te zijn en zich hebben terugtrokken in een eigen dorp waar velen hun kinderen thuis onderwijzen. De samenleving hier lijkt verzuild op z’n Nederlands – iedere denominatie tankt bij voorkeur bij haar eigen tankstation – maar is toch verenigd in haar politieke voorkeur voor de Republikeinse Partij. En in haar zorgen over ‘hun’ kandidaat Trump: is hij wel een echte republikein? Belangrijker nog: is hij wel een echte christen?

2016-08-04 17.34.03

Klederdracht uit Volendam
Sara Huyser, medewerker van de DeWitt bibliotheek van het College, toont me de Dutch heritage room aldaar. Ik blader er door de memoires van Wilhelmina (Eenzaam maar niet alleen) en andere Nederlandse klassiekers. Het naastgelegen historische museum, waar Huyser vrijwilliger is, biedt een schat aan authentieke en nagemaakte klederdrachten uit Volendam, Edam, Staphorst die met het Tulpenfestival uit de kast worden gehaald. Ook is er een prent van Willem van Oranje, een Sinterklaashoekje en een historische klompenmakerij.

Maar het meest ontroerende moment van herkenning komt ’s avonds, als ik langs de kant van de weg parkeer om een restaurant te zoeken. Een politieauto stopt achter mij, een agent stapt uit. Ik hou mijn hart vast, politieaandacht is zelden goed nieuws in de VS.

Een rijzige blonde gestalte met twinkeloogjes buigt zich over mijn cabrio en schudt mijn hand. ‘You are the guy from Amsterdam, right? Can I help you?’ Mijn oog valt op het naamplaatje op zijn borst: Wielenga (‘A hundred percent Dutch!’). Na enkele restaurants te hebben aanbevolen, neemt hij afscheid. Veldwachter Wielenga wenst me een fijn verblijf in Nederlands Amerika.