SDG’s: Duurzame ontwikkeling of democratische ondermijning?

14 juni 2023Leestijd: 5 minuten
DE SUSTAINABLE DEVELOPMENT GOALS LIJKEN OP HET EERSTE GEZICHT NOBELE DOELEN. FOTO: BRANKO DE LANG/ANP

Hoewel de Sustainable Development Goals (SDG’s) op het eerste gezicht nobele doelen lijken te bevatten, moeten we waakzaam zijn voor de ondemocratische uitholling die plaatsvindt via internationale ‘soft power’, schrijft europarlementariër Rob Roos (JA21 )in een ingezonden opinie.

Geen armoede. Geen honger. Schoon water. Goede gezondheidszorg. Je kunt er toch niet tegen zijn? Dat is precies de gedachte achter de zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. Woensdag stemt het Europees Parlement over een rapport waarin de SDG’s nogmaals worden omarmd. De meesten van mijn collega’s in het Parlement – ik noem hen de ‘SDG-fanclub’ – willen dat deze doelen leidend worden voor het beleid van alle Europese overheden op alle niveaus.

Rob Roos (1966) is lid van het Europees Parlement namens JA21.

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.

Dat is een slechte zaak. De SDG’s ondermijnen de democratische besluitvorming en leiden tot de vorming van een technocratisch bestuur dat ver van burgers afstaat. Deze kritiek is in het Europees Parlement echter te weinig te horen. Het voornaamste kritische geluid heeft een ander karakter: dat van de ‘SDG-cynici’. Deze collega’s staan niet per se vijandig tegenover deze doelen, maar ze beschouwen ze als onbelangrijk en van weinig waarde. Volgens hen zijn de gestelde doelen eerder vage intentieverklaringen dan concrete maatregelen die daadwerkelijke verandering teweegbrengen. Ze bestempelen de SDG’s als een vorm van tijdverdrijf voor idealistische dromers, maar vinden het ook niet zo belangrijk om tegen te stemmen.

Beide visies blijven na nadere analyse niet overeind.

Een controversiële agenda

De stelling dat ‘niemand tegen de SDG’s kan zijn’, valt niet vol te houden als je kijkt naar de voorgestelde maatregelen. Want inderdaad, niemand kan tegen doelstellingen als ‘goede gezondheid’ zijn. Maar het concrete beleid dat wordt voorgesteld om deze doelstellingen te bereiken, leidt wel degelijk vaak tot een controverse.

De eerste SDG, ‘geen armoede’, leidt bijvoorbeeld tot debatten over de invoering van een Universeel Basisinkomen (UBI): een gegarandeerd inkomen dat iedere burger van de overheid ontvangt. Dat zou kunnen leiden tot een radicale verandering van de verzorgingsstaat en de lastendruk. Om SDG 2 ‘geen honger’ te bereiken, pleiten experts voor meer genetisch gemodificeerd voedsel, in veel landen omstreden. SDG 6 ‘schoon water’ en SDG 14 ‘leven onder water’ ten slotte impliceren de privatisering van het beheer van watervoorraden, inclusief de oprichting van beschermde mariene gebieden die door bedrijven in plaats van overheden worden beheerd.

Ook het klimaatbeleid en de woke ideologie zitten verscholen in de SDG’s. Doel 13 ‘klimaatactie’ is bijvoorbeeld verweven met het Akkoord van Parijs, doel 11 ‘duurzame steden en gemeenschappen’ leidt tot anti-autobeleid en doel 10 ‘minder ongelijkheid’ is ook een pleidooi voor meer immigratie in westerse landen.

Uitholling van de democratie

Allemaal controversiële thema’s dus. Men kan ervoor of ertegen zijn. Beide opties zijn legitiem in een democratie. Maar: er moet dan wel sprake zijn van een grondig debat. Daar wringt de schoen. Onder het overgrote deel van de bevolking zijn de SDG’s onbekend. Maar de Verenigde Naties en de Europese Unie zijn er continu mee bezig. Wanneer zulke grote organisaties al hun macht gebruiken om deze agenda erdoor te drukken, terwijl debat over deze onderwerpen uitblijft, dan wordt de democratie ondermijnd.

Politici en partijen zijn steeds verder van de bevolking af komen te staan. Ze spreken vrijwel uitsluitend met gelijkgestemden en kijken meer ‘naar boven dan naar beneden’: multinationale organisaties krijgen een luisterend oor, burgers niet. Men kan eens in de vier jaar naar de stembus: tot zover reikt de democratische inspraak in het beleid. Tegelijkertijd is er een circuit van internationale organisaties, ngo’s, lobbyisten, grote bedrijven, ambtenaren en andere zogeheten ‘stakeholders’ die beleid voorkoken. De implementatie daarvan volgt weliswaar de gebruikelijke democratische route, maar komt niet voort uit de wens van de bevolking.

Soft power

Hoe werkt die ‘soft power’ dan concreet in het geval van de SDG’s? Ten eerste vragen nationale regeringen om vrijwillige evaluaties van hun voortgang in de SDG-implementatie. Zij kiezen ervoor om rapporten op te stellen waarin hun vorderingen met betrekking tot de SDG’s worden geëvalueerd. Vervolgens delen zij deze rapporten op internationale bijeenkomsten en wordt elkaars voortgang kritisch bevraagd. Niemand wil het slechtste jongetje van de klas zijn, iedereen wil mee. Zo ontstaat momentum voor de implementatie van de doelen. Het resultaat: ministeries, lokale overheden en zelfs bedrijven formuleren hun doelen op basis van de SDG’s.

Ten tweede integreert de Europese Commissie de implementatie van de SDG’s in het Europees Semester. Hoewel het Europees Semester oorspronkelijk was bedoeld om het begrotings- en economisch beleid te coördineren, wordt het nu door de Commissie gebruikt om de groene agenda en de SDG’s te bevorderen. Lidstaten krijgen ‘aanbevelingen’ en deze worden vaak opgevolgd. Ook hier geldt immers: politici willen niet het slechtste jongetje van de klas zijn.

Op deze manier worden de SDG’s via ‘soft power’ geïmplementeerd in het overheidsbeleid van land na land, zelfs op regionaal en lokaal niveau, en worden nationale democratische processen ondermijnd. Deze topdownbenadering verwaarloost de rol van gekozen politici en belemmert hun vermogen om besluiten te nemen die de wil van hun kiezers weerspiegelen.

Oligarchie en ngo-cratie, maar waar is de democratie?

Een andere manier waarop de SDG’s worden geïmplementeerd, is via publiek-private samenwerking. Dat betekent dat multinationale ondernemingen, ngo’s, regeringen, de Verenigde Naties en filantropische instellingen de handen ineenslaan. Het betreft echter vaak niet ons lokale mkb, maar eerder banken, vermogensbeheerders, verzekeraars, financiële dienstverleners en beleggingsadviesbureaus

Deze multinationale ondernemingen, zoals Citigroup, Deutsche Bank en JPMorgan, hebben vanzelfsprekend een belangenconflict in dergelijke ‘partnerschappen’, aangezien ze de neiging hebben om winst boven humanitaire of ecologische doelen te stellen. Met de toepassing van de SDG’s is immers groot geld gemoeid. Intussen hebben ook ngo’s als WWF, Oxfam en Save the Children op den duur meer invloed op het beleid dan kiezers. Waar is de democratie?

Een andere kritiek

Zowel de SDG-fanclub als de SDG-cynici zitten er dus naast. De SDG’s zijn geen no-brainer en het is geen bezigheidstherapie. SDG’s dienen als middel om een bepaalde ideologische agenda op te leggen, zowel via ‘soft law’ als via publiek-private samenwerking. De zeventien doelen zijn daarmee zowel symptoom als onderdeel van een groter probleem: het verlies van nationale democratie ten voordele van multinationals, ngo’s en technocraten.

Het is hoog tijd voor een fundamentele kritiek op de SDG’s. Het Parlement heeft minder SDG-fans en SDG-cynici nodig, en meer SDG-critici. Zo zal ik me opstellen. Het behoud van onze democratie vereist dat.