PvdA’ers: liever baantjes dan intellectueel debat

11 juli 2017Leestijd: 3 minuten
Asscher op campagne Foto: ANP

De PvdA overtreft zichzelf. Hoewel er geen einde lijkt te komen aan de afgrond waarin zij tuimelt, werkt het old boys network van de partij nog uitstekend. Hoe minder kiezers, hoe meer dit netwerk nodig blijkt om banen te regelen en invloed uit te oefenen. Het Uitzendbureau van de Arbeid draait overuren, er moeten heel wat leden opnieuw worden gedetacheerd.

Afgelopen week ontstond ophef over drie PvdA-transfers. Niet alleen werd bekend dat twee voormalige PvdA-Kamerleden prestigieuze nieuwe banen kregen – Roos Vermeij als bestuurder bij Pensioenfonds PME en Ahmed Marcouch als burgemeester van Arnhem –, maar ook bleek de nog zittend staatssecretaris Martijn van Dam over te stappen naar de publieke omroep. Daar komt hij vanaf september in de raad van bestuur, zelfs als er nog geen nieuw kabinet is. Van emissierechten naar uitzendrechten – het maakt de gretige bestuurder blijkbaar niets uit.

PvdA maakt geen pas op de plaats

Politiek verslaggever Carla Joosten van Elsevier Weekblad merkte terecht op dat dit soort transfers bij burgers het beeld van een geoliede baantjescarrousel alleen maar versterken: ‘Baudet hoeft eigenlijk niets te doen om virtueel te groeien’. Juist als het verwijt van ‘partijkartel’ zo luid klinkt, zou een partij als de PvdA een pas op de plaats moeten maken.

Niet alleen gezien de genadeloze afstraffingen van de kiezer, maar ook omdat partijbenoemingen geheel ingaan tegen de ambitie van de PvdA om weer een ‘volksbeweging’ te worden. Maar nee, de PvdA maakt geen pas op de plaats. Zij loopt extra hard om iedereen nog snel een stoeltje te geven voordat de muziek stopt.

Van een wolkenkrabber een bungalow maken

Hoewel de PvdA-praktijk dus wordt gedomineerd door carrièristische beroepsbestuurders, is de sociaaldemocratie in theorie veel interessanter. Zij herbergt een lange traditie van intellectuele predikers en grote woorden, die geregeld doordringen tot achter de katheders van onze universiteiten.

Een proefschrift dat vorige maand verscheen, herinnert ons hieraan. De promovendus die aan de Universiteit van Amsterdam zijn doctorstitel verkreeg was Menno Hurenkamp (1971). Zijn dissertatie behandelt het burgerschap in de eenentwintigste eeuw – een belangwekkend thema. (Het boek is hier gratis te downloaden.) Dat Hurenkamp intussen verbonden is aan het wetenschappelijk bureau van de PvdA, alwaar hij hoofdredacteur is van het maandblad, maakt hem geen minder interessante analyticus.

Zijn boek is zelfs soms, en dat is zeldzaam voor een proefschrift en voor de PvdA, om te lachen. Zo bekritiseert Hurenkamp de beroemde Britse socioloog Thomas Marshall, die meende dat het ‘sociale burgerschap’ niet de bodem in het bestaan van een paar mensen verhoogt, maar juist van een wolkenkrabber een bungalow maakt. ‘Dat had hij misschien beter niet kunnen zeggen, want waar is dan nog de verleiding om hogerop te komen?’

De sociaaldemocratie is niet gediend met de PvdA

Het is bizar hoe de PvdA in staat is om deze bloeiende sociaaldemocratische intellectuele traditie, waar Hurenkamp in staat, volledig links te laten liggen. Zij heeft het onderwerp laten kapen door opportunistische premiers van andere partijen, met hun ‘normen en waarden’ (Jan Peter Balkenende) en hun ‘participatiesamenleving’ (Mark Rutte).

Als Hurenkamp stelt dat burgers tot op grote hoogte asociaal zijn geworden, afwachtend en berekenend, dan geldt zijn analyse ook voor zijn eigen partij.  ‘De wil om voor elkaar en voor de gemeenschap te zorgen, is gesmoord in voorzieningen en misplaatste geldingsdrang van bestuurders en politici.’

De goede verstaander leest hier drie namen – die van Vermeij, Van Dam, Marcouch.