Hoe terecht zijn de klachten over ‘toeristenhel’ Amsterdam?

28 juli 2015Leestijd: 8 minuten
'René van Asselt'

Amsterdammers klagen steeds luider over de enorme drukte in hun (binnen)stad, vooral door het massatoerisme. Hoe terecht zijn die klachten en wat is eraan te doen? Plus: een kaart van de toeristenhel, en een van rustgevend Amsterdam.

Zo kan Amsterdam ook zijn. Het is een woensdagmorgen in het holst van de zomervakantie, een uur of 10. Het pontje vanaf het Centraal Station is net – goed beladen maar niet afgeladen – aangekomen bij de voormalige NDSM-werf in Amsterdam-Noord. Maar daarvan is weinig te merken op het terras en het kiezelstrandje van Pllek, een überhip, uit zeecontainers opgetrokken café en restaurant aan het klotsende IJ.

Terras en strandje zijn leeg, op een ouder stel na dat in diep gesprek is en een jonge moeder die haar zoontje entertaint, en andersom. Daarna een moederzoonselfie, voor het album later.

De geur van het water, sirenes heel in de verte, het geronk van de schepen op het IJ – dit is de verstilde, bijna serene kant die Amsterdam ook heeft. Maar goed, het is Amsterdam-Noord, en pas tien uur ’s ochtends. Er is een podium in aanbouw, dus ook hier slaat de festivallisering toe.

Bij het pontje terug naar het station melden zich plukjes backpackers met wapperende plattegrondjes en andere toeristen die zich erover verbazen dat de overtocht gratis is. Als het pontje terug is aan de achterkant van het station, heeft de rij wachtenden die willen overvaren zich alweer verdubbeld. Toerisme, ook hier.

Maar dat is niks vergeleken met wat je wacht als je via het Centraal Station het ­ándere Amsterdam bereikt, de historische binnenstad, of wat daarvan nog is te zien door de mensenmassa. Dit is het Amsterdam waarover Amsterdammers klagen, en waaraan het gemeentebestuur onlangs een nota wijdde, Stad in balans.

Het probleem: de drukte die niet meer ‘gezellig’  zou zijn. Althans niet volgens een forse, groeiende minderheid van de mensen die er wonen. Amsterdam mag geen ‘pretpark’ worden, vinden ze. ‘Amsterdam wordt vies, vuig en te vol,’ klaagde directeur Wim Pijbes van het Rijksmuseum vorig jaar. Bezoekers zien het probleem niet zo, ook binnenlandse niet. Wie heeft er gelijk?

Gejengel

In de omgeving van het station is pretpark Amsterdam inderdaad geen pretje. Gekkenhuis. Alsof je bent beland in het Lampedusa van het massatoerisme. Het gemeentebestuur mag dan in zijn nota hautain schrijven dat drukte ‘subjectief’ is, hier is die nogal objectief. De hele infrastructuur van stoep, plein, fietspad, zebrapad, autoweg, trambaan ligt er voor joker bij: iedereen doet maar wat, overal krioelt het.

Overal lawaai van de schelste soort. Het goedkope geratel van rolkoffertjes, gejoel, luidruchtig getelefoneer, sirenes en het ge­irriteerde gebel van de tram die een kluitje verdwaasde backpackers dreigt dood te rijden.

Gejengel van straatmuzikanten, mensen die zichzelf luidruchtig staan te filmen (‘Today cruisin’ Amsterdam!’) voor een vlog die niemand zal bekijken, groepjes jeugd die giebelend hun selfie maken.

Een zwijnenstal is het er ook. Aan het einde van de ochtend heeft de gemeentereiniging in de Warmoesstraat op de Wallen de ergste zonden van de nacht weggespoeld, maar één grote fastfoodbende is het er op straat nog steeds.

Tramlijn 2 naar het Rijksmuseum is een rijdend sardineblikje, dat zelfs bij hotspot Leidseplein niet leger wordt. Een plofkip heeft meer ruimte dan passagiers in de Amsterdamse tram; ook massatoerisme is een soort bio-industrie. Tot het Rijksmuseum spreekt de conducteur Engels, daarna Nederlands en kun je in de tram weer zitten.

Begrensde hel

Dit is meteen de eerste relativering van de drukte in Amsterdam. Die is vrij scherp begrensd. De ‘hel’ van het massatoerisme beslaat een relatief klein deel van de binnenstad.

De zone begint bij het station (bij Schiphol eigenlijk) en loopt via Damrak, Wallen, Dam, Kalver- en Leidsestraat via het Vondelpark naar het Rijksmuseum. Met uitlopers naar zulke uiteenlopende attracties als het Anne Frankhuis en de Heineken Experience.

Buiten deze route kun je de drukte ontlopen. Buiten de binnenstad ligt er nog een hoop relatief stil en rustig Amsterdam waar je de vogels hoort fluiten en mensen in hun eentje een boek lezen of zonnebaden in het gras, of met z’n tweetjes picknicken op een bankje onder de bomen. Maar ook in de ‘hel’ zit je zo in de rust als je de toeristische hoofdroute verlaat.

Een andere relativering is dat ‘de massatoerist’ – een buitenlander op wie je in Amsterdam wél naar hartelust mag schelden – alle kritiek over zich heen krijgt, maar dat die slechts een deel – het zichtbaarste – van de groeiende mensendrukte veroorzaakt.

De ‘inheemse’ groei is stevig: de stad groeit met zo’n 10.000 inwoners per jaar, onder wie opvallend veel gezinnen. Vergeleken met het dieptepunt 1985 heeft Amsterdam er 175.000 inwoners bijgekregen. Als de stad dus in zijn voegen kraakt, ligt dat niet alleen aan de toeristen.

Massatoerisme lijkt bovendien een typisch Amsterdams probleem. In Rotterdam wordt iedere toerist meteen ereburger gemaakt. ‘Voller, leuker, drukker, beter’ kopte de Rotterdamse krant De Havenloods onlangs boven een bericht dat signaleert dat ook daar het toerisme groeit.

Andere Nederlandse steden doen een moord voor de toeristische cijfers van Amsterdam. Per hoofd van de bevolking de meeste hotelovernachtingen per jaar van Europa, 17 miljoen bezoekers per jaar, die een kleine 6 miljard eurobesteden, meer dan 100.000 mensen die hun brood in deze sector verdienen…

Massatoerisme is de enige bedrijfstak die tijdens de crisis is gegroeid, en nergens in Nederland bloeit die zo als in Amsterdam.

Er zijn grote stukken Nederland die geen van beide hebben: geen bevolkingsgroei én geen bloeiende bedrijfstakken. In die zin heeft het gemeentebestuur van Amsterdam gelijk dat het de klachten relativeert. De nota Stad in balans begint niet voor niks met de woorden ‘Het gaat goed met Amsterdam’.

Ook is de overlast deels eigen schuld, dikke bult. Als je decennialang verzuimt om een fatsoenlijke metro te bouwen door het centrum, moet je niet raar kijken als dat dichtslibt. En tja, dat Amsterdam een liederlijk soort toerist trekt die halfnaakt op een ‘bierfiets’ lallend door de stad zwalkt, zou niet mogen verbazen.

De ‘tolerante’ reputatie dat in Amsterdam alles mag wat elders is verboden, heeft de stad zelf jaren uitgedragen. Je oogst wat je zaait.

Bezette stad

Maar het is waar: het toerisme is enorm gegroeid, het groeit en zal blijven groeien. De prognose is dat het aantal hotelovernachtingen over vijf jaar meer dan zal zijn verdubbeld ten opzichte van 2008, van 4,5 miljoen naar 10 miljoen.

Amsterdammers hebben dus wel enige reden om het gevoel te hebben dat buitenlanders hun (binnen)stad hebben bezet. Toeristen, in de eerste plaats. Maar ook het grote aantal expats – vijftig- tot honderdduizend – leidt bij Amsterdammers tot vervreemding van hun stad.

Iets wat zeker niet minder wordt van verschijnselen als Airbnb: op een kleine tienduizend plaatsen in de stad kunnen buitenlanders als een soort shortstay-expat tegen betaling terecht in een Amsterdams appartement.

Amsterdam is zeker niet de enige grote toeristenstad waar het volk mort. In Barce­lona, Berlijn, Kopenhagen vrezen bewoners ook de, zoals dat heet, ‘venetianisering’ van hun stad. Geen normaal werk en huis meer te vinden, geen normale winkel meer in de binnenstad.

Geen gezonde ‘gemengde’ economie meer, maar een volkomen eenzijdige toerisme-economie als in Venetië.

Sommige van deze steden nemen ook tamelijk stevige maatregelen. Zoals Kopenhagen, dat strenge grenzen stelt aan het aantal cafés en restaurants, en residentiële delen van de stad heeft uitgeroepen tot stiltezones: rondvaartboten moeten fluisterstil zijn. Het nieuwe, radicaal linkse stadsbestuur van Barcelona wil een bouwverbod voor toeristenaccomodaties.

Meer Chinezen

Dat de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan (PvdA) eerder dit jaar een convenant tekende om nóg meer Chinese toeristen naar Amsterdam te laten vliegen, en een door velen vervloekt verschijnsel als de bierfiets nagenoeg ongemoeid laat, mag een indicatie heten dat het in Amsterdam niet de kant van stevige maatregelen opgaat.

De cijfers waarmee het stadsbestuur strooit in zijn nota, maken ook wel duidelijk waarom: de economische belangen zijn groot. Een hoge ambtenaar spreekt onomwonden van ‘een luxeprobleem’. ‘Alle gemeenten in Nederland tobben met geen groei en wij tobben met wél groei.’

Er komen wat experimentjes. Veel wordt verwacht van het modieuze begrip ‘spreiding’ en er worden heel veel ballen teruggekaatst naar de Amsterdamse bevolking. Die mag wel wat vriendelijker zijn tegen toeristen, moet een beetje inschikken en anders maar uitwijken naar andere delen van de stad. In Noord, West en Oost is het ook leuk.

Festivals voor de eigen bevolking kun je inderdaad spreiden; met Koningsdag kun je dagjesmensen ook via station Amsterdam Zuid naar het centrum geleiden. Maar ‘spreiding’ lijkt een machteloos wapen tegenover het massatoerisme. Dat wil vanaf Schiphol gewoon zo snel mogelijk naar de binnenstad. Want daar is te doen en te zien wat ze willen doen en zien.

Niemand in het stadsbestuur koestert nog echt de illusie dat de groeiende stroom toeristen kan worden gekeerd en gestuurd. Welke kant het wel uitgaat, blijkt uit de plannen die wethouder Pieter Litjens (VVD) van Verkeer lanceerde: acht ondergrondse parkeergarages in en rond het centrum en meer autoluwe straten.

Het populaire winkelgebied de Negen Straatjes is deze zomer ’s zaterdags bij wijze van proef autovrij.

Die kant gaat het op, in Amsterdam. Meer ruimte voor voetgangers en ook voor fietsers. Die parkeergarages zijn er echt niet alleen voor mensen van buiten; vandaag of morgen zal de gemeente ook binnenstadsbewoners met een auto met zachte hand naar die garages dwingen.

Parkeervergunningen zijn vrij goedkoop in de binnenstad, zeker gezien de grondprijs; als je die vergunningen flink duurder maakt en daar goedkope parkeergarages tegenover zet, stimuleer je binnenstadsbewoners hun auto buiten het centrum te stallen.

De ironie is dus dat de groeiende drukte in de binnenstad wordt aangepakt met maatregelen die vooral de eigen bewoners raken. Hun vertier, vindt het gemeentebestuur, kunnen ze net zo goed in andere delen van de stad zoeken. En hun auto stallen ze maar ergens anders.

Dat gaat nog een hoop gedoe geven.  Nu al komen uit delen van Amsterdam in Noord, Oost en West die in ontwikkeling zijn klachten van bewoners over al die nieuwe hippe tentjes en festivalletjes – en de drukte.

Bovendien: wie het vertier spreidt over de hele stad, ontlast wellicht de binnenstad, maar krijgt ook een stad waarin het helemaal nergens meer rustig is. Dan kan vluchten voor de drukte en het massatoerisme echt niet meer.

Elsevier nummer 31, 1 augustus 2015