Rapport schokt Asscher: religieuze moslimjongeren vaker antisemiet

16 juni 2015Leestijd: 2 minuten
'ANP'

De discrepantie tussen berichten op sociale media en in traditionele media dragen bij aan de negatieve houding van moslimjongeren tegenover Joden. Vier conclusies uit het rapport over antisemitisme dat vandaag toch openbaar is gemaakt.

Een aantal resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van antisemitische vooroordelen onder jongeren lekte maandag al uit. Het ministerie van Sociale Zaken wilde het rapport nog niet openbaar maken, omdat het eerst de resultaten wilde duiden.

Dinsdag stuurde minister Lodewijk Asscher (PvdA, Sociale Zaken) het rapport toch naar de Tweede Kamer. Asscher noemt de uitkomsten ‘zeer ernstig’. ‘Het is schokkend te zien dat in de richting van een kleine gemeenschap als de Joodse duidelijk negatieve gevoelens onder een deel van de jongeren voorkomt’, schrijft de minister.

Elsevier.nl zet vier uitkomsten uit het rapport op een rij.

1. Moslimjongeren stuk negatiever

Islamitische jongeren denken negatiever over Israël dan hun niet-gelovige en christelijke leeftijdsgenoten. 12 procent van de moslimjongeren denkt niet zo positief over Joden in Nederland, tegenover 2 procent van de niet-gelovige en christelijke jongeren. Turks-Nederlandse jongeren denken vaker negatief over Joden in Nederland dan jongeren van Marokkaanse komaf.

Moslimjongeren hebben relatief meer begrip voor verbale of fysieke agressie tegen Joden in Nederland en het bekladden van Joodse begraafplaatsen en synagogen. Twaalf procent van hen toont in meer of mindere mate begrip voor het naroepen of uitschelden van Joden in Nederland.

2. Achtergrond speelt geen rol

Opvallend is dat sociaaleconomische status, opvoedingsproblematiek en persoonlijke problemen waarmee jongeren kampen, nauwelijks of geen rol spelen bij een antisemitische houding. Wel beïnvloedt de mate waarin islamitische jongeren religie belangrijk vinden hun houding. Volgens de jongeren zelf zetten oproepen op Facebook of internetfora, discussies met vrienden en oproepen door imams hen aan tot geweld.

3. Verschil media en sociale media

Door incidenten tussen Israël en de Palestijnse gebieden krijgen jongeren meer begrip voor geweld tegen Joden in Nederland. Veel moslimjongeren volgen het conflict in het Midden-Oosten via internet. De schokkende beelden via sociale media maken hen boos. Ze geven hen het idee dat Nederlandse media en politici altijd partij kiezen voor Israël.

De verschillen tussen berichtgeving in Nederlandse, buitenlandse en sociale media zorgen voor verwarring en woede, maken jongeren vatbaar voor complottheorieën, leiden verder tot negatieve houdingen jegens Joden in Israël en vormen een belangrijke ‘trigger’ voor antisemitische uitingen.

4. Voetbal triggert Jodenhaat

Voetbalwedstrijden zetten soms aan tot antisemitische uitingen. Door de sfeer in het stadion en het opgaan met andere supporters in een flow maakt de drempel om mee te zingen met kwetsende spreekkoren lager. Jongeren ontkennen doelbewust Joden te kwetsen bij voetbalwedstrijden. Met liedjes over Joden zeggen ze Ajax of Amsterdam te bedoelen. Ook live-uitzendingen van Ajax-wedstrijden waarbij geen supporters aanwezig mogen zijn ‘triggeren’ jongeren. Weliswaar niet in het stadion, maar thuis achter de televisie.

Asscher gaat verder onderzoek doen naar de beelden die vooral moslimjongeren hebben bij het zionisme en in hoeverre dit zich mogelijk doorvertaalt in antisemitisme. Daarna komt hij met concrete acties om antisemitisme tegen te gaan.