In de heuvels bij Lochem ruikt het al naar lente

03 maart 2015Leestijd: 3 minuten
'Rob Voss'

Wat beweegt het clubje mannen (en één vrouw) van een zekere leeftijd om in alle vroegte op een mountainbike te klimmen? Het is de kick die ontstaat wanneer ademhaling en trapfrequentie overeenkomen. ‘Gaan, gaan, gaan!’

Woensdag, vroeg in de ochtend. De dauw ligt nog op de weilanden en de zon is nog maar net op, maar in het normaal zo rustige Lochem in de Achterhoek verzamelen zich steeds meer mensen.

Naast eetcafé de Zonnebloem aan de bosrand staan hun auto’s. Ze komen overal vandaan. Uit de regio natuurlijk, maar ook uit Utrecht en Zuid-Limburg. Er is zelfs iemand uit Duitsland.

Ze komen allemaal voor hetzelfde: de Lochemsebergtocht van de Lochemse Wieler Club De Paaschberg. Een mountainbiketocht door bos, weide en akkerland, over heuvels en langs boerderijen. Deelnemers kunnen 25, 50, 70 of 90 kilometer rijden.

Maar waarom? En moeten deze mensen niet werken?

Mueslirepen

Aan de donkere houten tafels in de Zonnebloem zitten voornamelijk mannen, allemaal slank en fijn gebouwd, in felgekleurde wielrenpakjes koffie achterover te slaan.

‘Hee jij hier? Gezellig!’
‘Zet ‘m op, Piet.’
‘Hahaha.’

Iedereen lijkt elkaar te kennen. Aan de bar propt een man een mueslireep in zijn mond.

Jos (46) blijkt te werken als projectmanager in de automatisering. ‘Ik heb een dagje vrij genomen.’ Hij fietst vandaag samen met Fred (64), Gerrit (‘al een aantal jaren vrijgesteld van werkzaamheden’), Bonnie (55) en Joop (65).

Dat verklaart een hoop. De meesten hóeven niet meer te werken.

Gerrit ‘zat vroeger in het aardgas’ als internationaal salesmanager, Joop is boekhouder en Bonnie werkt als fietsenmaker (en schijnt de schoonvader te zijn van een Bekende Nederlander). Hij glimlacht bescheiden. ‘Dat hoeft er niet in hoor.’ Fred fietst voor Kanjers voor Kanjers, een regionale liefdadigheidsorganisatie.

Heuvels

Mountainbiken ontstond in de jaren zeventig in Californië. Techniek is belangrijker dan bij racefietsen.

Gerrit: ‘We begonnen vijftig jaar geleden met fietsen. Fred en ik.’
Fred: ‘En die ouwe daarachter.’

Hij wijst op een man die aan het tafeltje achter Gerrit koffie zit te drinken. Die steekt zijn hand op.

Gerrit: ‘We hadden het een tijdje wat drukker, opgroeiende kinderen, maar nu zijn we allemaal op leeftijd en dan kruipt het bloed waar het niet gaan kan. En bij ons is dat op de fiets.’
Fred: ‘Hij bleef iedereen maar bellen.’

Politieman Theo Linthorst (56) richtte de tocht 25 jaar geleden op met een collega van de politieacademie. Zij fietsten toen allebei al jaren. Theo: ‘Het is hier zo mooi, met die heuvels en dat bos. We wilden dat politiemensen uit het hele land dat zouden zien.’

Het eerste jaar liepen ze de avond van tevoren met een zaklamp in het donker de pijlen uit te zetten. En één van beiden had nog een lekke band ook. Maar het werd een succes en ze organiseerden de tour vanaf toen jaarlijks, tot zijn collega verhuisde.

Theo: ‘Toen leek deze tocht even een stille dood te sterven.’ Maar De Paaschberg nam het over.

Ongerust

Vorig jaar deden zo’n vierhonderd mensen mee. Dit jaar zijn het er driehonderd. Door de slechte weersvoorspelling.

Afzeggers zullen er wel spijt van hebben gehad, want de lucht is strakblauw, de vogels kwetteren en het ruikt al naar de lente. Voor Jan Broekhof (68) is het klimmen een kick. ‘Zeker als je ademhaling en je trapfrequentie overeenkomen. Gaan, gaan, gaan.’

Gerrie Klein Baltink (66) is een van de weinige vrouwen die meedoen. ‘Ik fiets graag met mannen, die zijn wat fanatieker.’

De vrouw van gepensioneerd onderwijzer Wim Meuleman (60) zegt altijd ‘wees voorzichtig’ als hij gaat fietsen. Een paar jaar geleden is hij tegen een boom geknald. Wim: ‘Als er wat gebeurt, moet je er niet al te veel ruchtbaarheid aan geven, anders raakt het thuisfront ongerust.’

Voorzitter Gerard Weernink: ‘De gemiddelde leeftijd bij ons is 56. Die moet wel omlaag, als we willen blijven bestaan. Dus vanaf dit jaar gaan we jongeren lesgeven.’ Ter inspiratie is het bestuur naar de wielervereniging in Zutphen geweest. ‘Die hebben geloof ik wel tachtig jeugdleden.’