Actiefilm in vluchtgarage: een spoedcursus van asielzoekers

14 januari 2015Leestijd: 5 minuten
'Elsevier Juist'

De zogenoemde ‘vluchtgarage’ in Amsterdam-Zuidoost zal binnenkort worden ontruimd omdat het gebouw wordt gesloopt. Robert Vuijsje bezocht de garage onlangs en kreeg een spoedcursus van en over uitgeprocedeerde asielzoekers.

Het ging snel. De twee Somaliërs en ik liepen de trap af en ineens verscheen op de overloop vlak boven ons het hoofd van de Libiër. Hij spuugde en schreeuwde iets in het Arabisch. Daarna ging het nog sneller. Zo snel dat ik niet de tijd had om in paniek te raken.

Terug naar twee maanden eerder. De eerste keer dat ik in de zogeheten vluchtgarage kwam, was voor een televisieprogramma genaamd Spekkoppen en kaasbelgen. Voor het NTR-programma moest ik een Belgisch-Turkse schrijfster rondleiden door de multicultuur van Amsterdam. Een van de toeristische attracties was een verlaten parkeergarage in de Bijlmer waar uitgeprocedeerde asielzoekers worden ondergebracht.

Aan het werk

We arriveerden. Voor de deur van de vluchtgarage discussieerden twee buurvrouwen met de bewoners. De buurvrouwen, van Surinaamse afkomst, vertelden de bewoners dat ze net als iedereen gewoon een keer aan het werk moesten. Zij woonden naast de garage en hadden last van de mannen die de hele dag op straat rondhingen.

De uitgeprocedeerde asielzoekers legden uit dat ze graag aan het werk zouden willen, maar dat gaat niet zonder verblijfsvergunning. Om de feestvreugde te verhogen, riep een van de buurvrouwen plotseling mijn naam en schakelde over van het toespreken van de asielzoekers naar het berispen van mij. Wat kwam ik hier doen? Ze had me wel in de gaten, dacht ik dat ik hier zomaar incognito kon rondlopen? En had ik met mijn boek nog niet genoeg schade aangericht in de buurt?

De buurvrouwen stapten op hun fiets en ik ging, met de programmamakers, de vluchtgarage in. Het was een grijs betonnen gebouw dat dienst had gedaan als parkeergarage. Als parkeergarage was het niet meer bruikbaar wegens te oud en te vervallen. De vluchtelingen hadden kamers gemaakt die van elkaar werden afgescheiden door oude doeken. We bleven een uurtje, praatten wat, filmden de bewoners en moesten daarna door naar de volgende toeristische attractie. Later dacht ik nog wel eens terug aan de vluchtgarage.

No person is illegal

Twee maanden na de eerste keer. In de vluchtgarage heeft elk land zijn eigen kamer. Met grote letters staat op de deur: SUDAN. Of: SENEGAL. Voor de landen met een minder grote afvaardiging is er de kamer AFRICAN UNION. Op verschillende plekken is met een spuitbus op de muur geschreven:

WIJ ZIJN HIER. WE ARE HERE. NO PERSON IS ILLEGAL.

De matrassen en de banken zijn oud. Zo oud dat je ze in Nederland waarschijnlijk nergens anders zult aantreffen dan op een vuilnisbelt. In de vluchtgarage wonen alleen mannen. Voor uitgeprocedeerde vrouwen en kinderen is het te primitief. De mannen roken, ze zitten, ze liggen, ze hangen, ze lopen heen en weer, ze scheren zich, knippen elkaars haar of ze koken. Met donaties doen ze één keer per week boodschappen. Volgens de mannen is het eten na twee of drie dagen op.

Ik onderhield contact met Marjan, een Nederlandse vrouw die zich bekommert om de uitgeprocedeerde vluchtelingen. Terwijl ik onderweg ben, belt ze, met luid geschreeuw op de achtergrond. Vandaag is misschien niet zo’n geschikte dag, zegt ze. De bewoners hebben ruzie.

Ruzie

Over het onderwerp van de ruzie word ik bijgepraat in een van de Somalische kamers. In het Nederlands. De televisie staat op RTL4. Een paar Somaliërs wonen al meer dan tien jaar in Nederland. Abdullah, Gullet, Saïd en Ali zijn lieve jongens die meteen opspringen om kopjes thee en pepernoten te serveren voor hun gasten. Ook praten ze door elkaar heen.

Een spoedcursus uitgeprocedeerde asielzoekers.

Bijna allemaal kwamen ze zonder paspoort naar Nederland. In hun eigen land hadden ze meestal geen paspoort. Ze moeten bewijzen dat ze zijn wie ze beweren dat ze zijn. En dat ze gevaar lopen als ze worden teruggestuurd. Zonder paspoort kunnen ze dat over het algemeen niet bewijzen. Ze mogen niet blijven, en teruggestuurd worden ze ook niet. De enige mogelijkheid voor een nieuwe procedure is: nieuwe bewijzen aandragen voor hun identiteit en voor het gevaar dat ze lopen in eigen land.

De ruzie ging over de mannen die zich opwerkten tot hun woordvoerders en een hernieuwde procedure kregen. De mannen die van de vluchtgarage promoveerden naar een asielzoekerscentrum. Dat is wat ze allemaal willen. De woordvoerders dienden niet het algemeen belang, maar vooral hun eigen belang, aldus de Somaliërs.

Ze moeten bewijzen dat ze uit Zuid-Somalië komen en niet uit het noorden of uit Djibouti. In het zuiden is het zo gevaarlijk dat ze in Nederland mogen blijven. Dat bewijs moeten ze leveren door een taalanalyse. Als ze niet kunnen bewijzen dat ze uit Zuid-Somalië komen, worden ze in een catch 22-achtige-constructie teruggestuurd naar Somalië. Allemaal roepen ze, in het Nederlands, dat ze geen uitkering willen. Ze willen werken. ‘Voor mijn centen,’ voegen ze eraan toe.

Ik vraag hoe het contact is met de andere landen. Somaliërs gedragen zich luidruchtiger dan Ethiopiërs, die zijn rustiger en verlegener.

‘En de Noord-Afrikaanse landen?’ vraag ik.

‘Libiërs zijn shit. Racisten.’

Omhelzing

De rondleiding gaat van de ene kamer naar de andere. Van het ene deel van Afrika naar het andere. De Somaliër die me rondleidt, herkende me van de vorige keer. Hij begroet me met een omhelzing.

In tekenfilms zie je weleens poppetjes die te midden van stofwolken allemaal op elkaar springen. Tussen de stofwolken zie je vuisten die op gezichten slaan en andere rondvliegende lichaamsdelen.

Dat was hoe het eruitzag nadat de Libiër op de Somaliër spuugde. Alleen was het geen tekenfilm en stond ik op dat moment een paar decimeter bij de Somaliër vandaan. Binnen een paar seconden kwamen overal asielzoekers vandaan. Grote mannen die harde klappen uitdeelden.

Hoe het gebeurde, weet ik nu nog niet, maar ineens zag ik Marjan die gebaarde hoe ik uit de tekenfilm kon ontkomen. Door de garage liepen we snel naar buiten.

Binnen een paar minuten stond er een half dozijn politieauto’s voor de deur. Ze stormden naar binnen. Eén van de illegalen was zo geïntegreerd dat hij 112 belde.

Marjan zei dat ik beter kon weggaan. En verzocht me om niets op te schrijven over de actiefilm waaruit we zojuist ontsnapten.

Ik bleef staan.

‘Maar je zult het nu wel te spannend vinden om weg te gaan,’ zei Marjan.

Ze had gelijk.