Nederland, laat Brussel het lastige diplomatieke werk opknappen

05 november 2015Leestijd: 3 minuten
''

Zakendoen met China kunnen we prima zelf. Maar als het over mensenrechten gaat, maakt een gezamenlijk Europees optreden meer indruk.

Deze week zijn in Luxemburg de ministers van Buitenlandse Zaken van 51 Europese en Aziatische landen bijeen voor de Asian European Meeting 2015. Sinds de oprichting in 1996 – toen nog met 25 landen – spreken de ministers elke twee jaar informeel met elkaar over politieke, economische en culturele samenwerking.

Waarschijnlijk hebt u nooit van ASEM gehoord; ik in elk geval niet tot een paar dagen geleden. Maar voorafgaand aan de bijeenkomst van dit jaar is iets bijzonders gebeurd.

Principes

Afgelopen vrijdag verklaarde de Europese Unie dat het zich zorgen maakt over het opspuiten van kunstmatige eilanden door China in de Zuid-Chinese Zee, meldde persbureau Reuters.

‘Hoewel we geen positie innemen over (territoriale) claims, is de EU toegewijd aan maritieme regels gebaseerd op de principes van het internationale recht, in het bijzonder die van het VN-verdrag UNCLOS,’ aldus een EU-woordvoerder op een persconferentie.

Natuurlijk vindt de EU vrij scheepvaartverkeer in de wereld heel belangrijk, dat is niets nieuws. Het was de timing van de boodschap. Die kwam niet alleen een paar dagen voor ASEM 2015, maar ook een paar dagen nadat de Amerikaanse regering een oorlogsbodem vlak langs een van die nieuwe eilanden had laten varen.

Washington stuurde daarmee een niet mis te verstane boodschap naar Peking: wij accepteren niet dat deze eilanden Chinees grondgebied zijn.

Eén mond

Is hier sprake van een Europees standpunt over de oplopende spanningen in de Zuid-Chinese Zee? In de Verenigde Staten en veel Zuidoost-Aziatische landen wordt dat wel als zodanig geïnterpreteerd. Ik heb daar mijn twijfels over. Ik denk dat de woordvoerder in algemene termen over een specifiek probleem sprak.

Maar het roept wel de vraag op waarom Europa eigenlijk niet met één mond tegen China spreekt. De Europese Unie is als geheel de grootste handelspartner van China, groter nog dan de Verenigde Staten. Als er één partij is die op voet van gelijkwaardigheid met Peking kan spreken, is het Brussel.

In de praktijk is Europa echter hopeloos verdeeld. De lidstaten buitelen over elkaar heen om China het hof te maken. Twee weken geleden bezocht de Chinese president Xi Jinping het Verenigd Koninkrijk, dat de ambitie uitsprak China’s beste vriend in het Westen te willen worden.

Koning Willem-Alexander ging vorige week op staatsbezoek in China, maar durfde heikele punten zoals de mensenrechten slechts terloops aan te roeren.

Durf

De Franse president François Hollande vloog deze week naar Peking om grote handelscontracten te sluiten – er viel geen onvertogen woord. In feite was de Duitse bondskanselier Angela Merkel de enige Europese leider die durf toonde: op bezoek in China ontmoette zij enkele dissidenten.

De EU-lidstaten laten zich uit economische motieven door China uit elkaar spelen. Dat is begrijpelijk, maar verhoudt zich moeilijk met de grote woorden die deze regeringen in eigen land gebruiken over China’s rol op het wereldtoneel, het kruitvat in de Zuid-Chinese Zee en de mensenrechten.

In de meeste Europese hoofdsteden kan een pleidooi voor overdracht van nationale bevoegdheden momenteel niet op applaus rekenen. Toch is dat in het geval van de omgang met China helemaal niet zo’n gekke gedachte.

Wereldmacht in wording

Individuele landen kunnen gewoon zaken blijven doen met China, terwijl we de moeilijke gesprekken aan het sterke collectief overlaten. Good cop, bad cop.

Vanaf 1 januari is Nederland een half jaar voorzitter van het grootste economische machtsblok ter wereld. Laten we voor de verandering eens groot denken. We hebben onze idealen en we hebben onze belangen. Hoe sterker China wordt, hoe moeilijker het wordt voor individuele landen om daarvoor op te komen.

Als we werkelijk invloed willen uitoefenen op een wereldmacht in wording, moeten we een gezamenlijk China-beleid formuleren en Federica Mogherini, de hoge EU-vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken aan het werk zetten.