Hoeveel vrijheid van meningsuiting willen we toekennen aan jihadisten?

16 oktober 2013Leestijd: 4 minuten

De radicalisering van jonge moslims neemt toe. Hun gewelddadige jihadistische propaganda zet anderen aan om deel uit te maken van een gewelddadige ideologie die een reële bedreiging is voor andersdenkenden en voor een vrije samenleving.

Iedereen is verbaasd dat in Nederland een radicale moslim rondloopt, die als sympathisant in een gebied waar Taliban en Al-Qa’ida huizen, ongestraft terroristen bezocht. Daar maakte hij trots foto’s met verschillende wapens, waaronder een bazooka.

Dezelfde persoon stuurt dag en nacht berichten de wereld in, die verheerlijking, goedkeuring en daardoor ook steun aan Taliban, Al-Qa’ida en gelieerde groepen bevat. Dit alles gebeurt openlijk.

Ik vind dit ernstig en niet normaal. Hoeveel tolerantie mag worden opgebracht voor de vijanden van tolerantie?

Radicalisering

Niet alleen in Den Haag en omgeving, maar ook in Amsterdam neemt de radicalisering van jonge moslims toe. De overheid wil dit een halt toeroepen. De lokale overheden ontwikkelen in samenspraak met politie en welwillende moslims programma’s om de radicalisering in hun gemeente tegen te gaan.

Maar wat voor zin heeft om dit soort activiteiten te ontplooien terwijl vanuit Nederland open en bloot de jihad-propaganda wordt verspreid? De dawa-activiteiten van Shabir Burhani, met zijn jihadistische artiestennaam Maiwand al-Afghani,  zijn een voorbeeld van wat mis kan gaan in de westerse wereld. Dit is ook een interessant casus waarover de bestuurders en politici zich moeten gaan buigen.

Tolerantie

Wat voor vormen van intolerantie in een open samenleving aanvaardbaar zijn? Deze indringende vraag werd in de twintigste eeuw door de filosoof Karl Popper aan de orde gesteld. Het ging Popper om intolerante politieke bewegingen die tolerantie omver willen werpen.

Helaas zijn wij in Nederland in de voorbije jaren slechts bezig geweest met de vragen rond de vrijheid van meningsuiting van Kamerlid Geert Wilders.

In werkelijkheid hadden we ons moeten bezighouden met de echte vragen rond veiligheid en vrijheid: hoeveel vrijheid van meningsuiting en godsdienst willen we toekennen aan de aanhangers van de gewelddadige jihad? Waar ligt de grens?

In Leiden promoveert Amos Guiora op het thema van tolerantie en intolerantie: ‘Tolerating Extremism: To What Extent should Intolerance be Tolerated?’.  Dit proefschrift zal later door Oxford University Press worden uitgegeven.

Voor zijn proefschrift sprak hij ook in Nederland met verschillende personen die op enigerlei wijze betrokken waren en zijn met dit vraagstuk. Guiora behandelt de hoofdvraag van zijn proefschrift ook ten aanzien van het seculiere extremisme: ‘Een van de belangrijkste vragen is welke mate van schade aan het adres van individuen en de samenleving de staat moet tolereren met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst?’

Schade

Uiteindelijk niet de wetenschap, maar de politiek moet deze vraag gaan beantwoorden. Ik vond en vind dat geweld, dreigen met geweld en propageren van het terroristische geweld de uiterste grenzen zijn voor alle vrijheden.

De schade die politiek gemotiveerd geweld kan aanrichten, is naar mijn mening onder alle omstandigheden onaanvaardbaar. Er is daarvoor geen enkele legitimatie te vinden in onze wetten en het gewoonterecht. Daarover bestaat consensus.

Wat is de schade? Concreet gesproken zet de gewelddadige jihadistische propaganda anderen aan om deel uit te maken van een gewelddadige ideologie die een reële bedreiging is voor andersdenkenden en voor een vrije samenleving.

De kosten van de beveiliging van gebouwen en personen, de vrees dat in de samenleving (en in het bijzonder in de academische en intellectuele wereld) wordt aangejaagd zijn de bekendste schadeposten.

Minder bekend is de vrees dat de jihadistische propaganda inboezemt bij de gewone moslims. En deze groep wordt, niet alleen in het Midden-Oosten maar ook hier, steeds kwetsbaarder voor de dawa-propaganda.

Wanneer uit angst de weerbaarheid binnen de moslimgemeenschappen afneemt, zal de rekrutering voor jihad voorspoediger verlopen. Nog een omvangrijke schadepost, want de gerekruteerden moeten door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de gaten worden gehouden.

Takfiri’s

In de preambule van de Iraakse grondwet wordt niet alleen met afschuw gesproken over Takfiri-beweging, maar deze wordt zelfs als een verboden fenomeen aangeduid. Wie zijn de Takfiri’s?

Het zijn domweg gewelddadige salafisten die honderdduizenden door aanslagen hebben omgebracht. Er zijn weinig mensen in Irak die zich in vrijheid durven uitspreken over deze jihadisten.

Het gaat hier om de islamitische terroristen die onder verschillende namen in verschillende landen opereren: Al-Qa’ida, Taliban, Jondollah, Jabhat al-Nusra, Jaish al-Muhajireen, wal-Ansar et cetera. Het verbieden van deze groepen is een nobele handeling in het kader van mensenrechten.

Lees het laatste rapport van Human Rights Watch over de jihadistische groepen in Syrië. Volgens Human Rights Watch zouden al deze groepen zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid: executies van onschuldige burgers en andersdenkenden, verkrachting, ontvoering en martelingen.

Afvoerputje

We worden straks het afvoerputje van het jihadisme in Europa. Zolang iemand het fundamentalistische islam zonder jihad en dawa voor jihad propageert, valt dat onder de vrijheid van godsdienst.

Maar wie de gewelddadige jihad en het radicale salafisme propageert, valt buiten elke vorm van vrijheid. De jihadist propageert de schendingen van mensenrechten. Daarom moeten de democratische staten alle dawa-groepen voor jihad verbieden.

Verbied ze, ze zijn immers de bloeddorstige vijanden van een open samenleving.