Gepensioneerde Nederlanders in Brussel: teruggaan is lastig

16 juni 2015Leestijd: 3 minuten
'Kristof Vadino'

In Brussel wonen 35.000 Nederlanders. Sommigen al vijftig jaar. Zij komen samen in de Nederlandse Vereniging. Teruggaan is ingewikkeld.

New York, Londen en Brussel zijn de buitenlandse steden met het grootste aantal Nederlanders. In Brussel hebben ze zelfs een eigen club: de Nederlandse Vereniging. Al 109 jaar oud. Eerst een zakenclub, tegenwoordig een vereniging voor (bijna) gepensioneerden met driehonderd leden.

Sommigen hebben hun hele leven nauwelijks in Nederland gewoond. Toch komen ze met landgenoten graag samen in hun clubgebouw in Tervuren, net buiten Brussel. ‘Integreren is moeilijk,’ zegt voorzitter Ton Meijer (75), oud-manager in vooral de chemische industrie.

Het is vrijdagmiddag, op het terras achter het verenigings­gebouw is het warm. Het doet Jos Thomeer (79) niets. Hij werkte bijna zijn hele leven als mijn­bouw­ingenieur ‘in de tropen’. Voor Shell in Indonesië, voor het Belgische FINA in Afrika.

Eindstation: Hoeilaart, een dorp bij Brussel. Overal ter wereld waren Nederlandse expatclubs zijn thuis. ‘Belgen bijvoorbeeld willen in het weekeinde thuis zijn, in hun dorp. Nederlanders gaan de wereld over,’ zegt Thomeer. Wel creëren ze overal waar ze zich vestigen een mini-Nederland.

Jenever

Zoals in Brussel de Nederlandse Vereniging. Die werd in 1906 opgericht als herensociëteit voor Nederlandse zakenlieden van onder meer Shell en Philips. Na de Tweede Wereldoorlog kregen zij steeds vaker gezelschap van ambtenaren en anderen. De NAVO (1949) en de latere Europese Unie (1951) werden in Brussel gevestigd.

Zo ging Dolf van Oeveren (87) in de jaren zestig werken als Commissieambtenaar. Hij is bijna vijftig jaar lid van de vereniging. ‘Als je vijftig jaar lid bent, krijg je een halve fles jenever. Meer kunnen wij niet meer aan.’

Eens was dat anders. Voorzitter Meijer verhaalt in de tuin over de dagen dat het nog een herensociëteit was waar op vrijdagen tot zeven uur ’s ochtends werd gepokerd. Die tijden zijn voorbij. Sinds 1988 mogen ook vrouwen lid zijn, vier jaar later verhuisde de vereniging van Brussel centrum naar Tervuren, een gemeente buiten de stad waar veel Nederlanders wonen. Meijer: ‘Zo veranderde het karakter. Mensen die in de stad werken, lopen niet meer even binnen. De club is nu meer senior.’

Zorg voor elkaar wordt belangrijker. Thomeer heeft de commissie Lief & Leed opgezet die zorgt dat mensen die thuis zitten bezoek krijgen en ‘een beetje in de gaten worden gehouden,’ zegt voorzitter Meijer. Familie zit immers vaak ver weg. Leden vermaken zich met bridge, biljart, diners, lezingen en uitstapjes.

‘En we vieren jaarlijks Sinterklaas. Mét zwarte pieten. Dat is in België geen discussie,’ zegt Paul Brouwer (67), gepensioneerd ambtenaar van de Europese Commissie.

Eiland

Brussel biedt hoogopgeleiden internationale banen in de publieke en private sector die goed betalen zonder dat ze telkens hoeven te verhuizen. De Delftse kerntechnicus Jaap Terpstra (82) was al in 1960 ambtenaar voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. ‘Zulke banen heb je elders niet.’

Mannen als Terpstra worden schaars. Een leven lang Brussel komt steeds minder voor. Brussel trekt meer singles dan voorheen en men trouwt ook vaker met andere nationaliteiten. De Nederlandse Vereniging zag haar ledental halveren: van zeshonderd in 1992 naar driehonderd nu. Vooral door overlijden, niet door terugkeer.

‘De Italianen en Fransen gaan wel terug, wegens het klimaat. De Duitsers en Nederlanders blijven, de Britten ook. Die willen niet terug naar hun eiland,’ zegt Terpstra. De Zuid-Europese levenswijze in België bevalt de noordelingen. En de zorg wordt geroemd. Brouwer: ‘Je krijgt hier het mobiele nummer van de dokter.’

Liliane van der Veen-Hamer (61), commissaris clubgebouw: ‘Hoe ouder je wordt, hoe moeilijker terugkeer is. Clubjes in Nederland zitten niet op je te wachten.’ De kinderen zijn vaak uitgezworven over de hele wereld. Paradoxaal is juist daardoor terugkeer een thema.

In België zijn nauwelijks Nederlandstalige verpleeghuizen op stand. Brouwer: ‘In Nederland zijn die wel.’ Ze blijven dus in Brussel en houden elkaar stevig vast. Pas als het niet meer gaat, lonkt het vaderland.

Elsevier nummer 25, 20 juni 2015