‘Wittewijnsocialist’ Varoufakis kan beter even uit de media blijven

17 maart 2015Leestijd: 2 minuten
'AFP'

Michiel Dijkstra constateert dat de Griekse ­minister van Financiën beter even niet in de media kan verschijnen. Is Circus Varoufakis voorbij?

Met zijn torenhoge staatsschuld en instabiele binnenlandse situatie is Griekenland al jaren de economische boeman van Europa, maar met de nieuwe regering heeft het land eindelijk een minister van Financiën die bij die rol past: Yanis Varoufakis.

Camera’s volgen de flamboyante Griekse econoom (53) met het kale boksershoofd overal en hij trakteert ze, vaak in leren jas maar nooit met das, op zeer strijdlustige retoriek die de bloeddruk bij zijn Europese collega’s ongetwijfeld doet stijgen.

Hoi polloi

Zijn land is ‘het meest bankroete land ter wereld’, de Europese Centrale Bank voert ‘een verstikkend beleid’ en ‘niet Europa, maar Griekenland zal beslissen wat er met Griekenland gebeurt’.

De Engelse BBC-commentator Charlie Brooker merkte treffend op dat Europa een beetje bang lijkt te zijn voor Varoufakis, ‘waarschijnlijk omdat hij zich kleedt, grijnst en klinkt als een slechterik in een James Bond-film’.

Het Griekse volk – de hoi polloi, zeg maar – liep weg met Circus Varoufakis, net als linkse denkers als Paul Krugman: eindelijk iemand die de rechtlijnige Duitsers en duffe Brusselse bureaucraten de waarheid zegt.

Op handen

Maar buiten theatrale retoriek heeft ­Varoufakis als minister wel­beschouwd nog niets laten zien. Na weken van veelbesproken televisieoptredens ga je je afvragen: wat wil die man nou eigenlijk?

Zeker na de curieuze fotoshoot vorige week in de Franse glossy Paris Match. Op het hoogtepunt van het crisisoverleg met Brussel ­poseerde Varoufakis met zijn vrouw op het dakterras van zijn luxe ‘liefdesnestje aan de voet van de Akropolis’.

Door zijn eigen electoraat, dat hem tot dan toe op handen droeg, werd Varoufakis plots uitgespuwd: hij werd beticht van ‘wittewijnsocialisme’. Tijd voor Varoufakis om eens echt werk te maken van zijn ministerschap.