‘Neofascistische’ winst Meloni is niet zo verdacht als progressieven doen vermoeden

26 september 2022Leestijd: 3 minuten
Giorgia Meloni bedankt de Italiaanse kiezers. Foto: LaPresse via ZUMA Press

In de commentaren toont zich de vreemde tic van progressieve mensen dat ze menen dat de opkomst van rechts vooral te maken heeft met hoeveel ruimte rechtse ideeën krijgen in de media, schrijft Constanteyn Roelofs vanuit Milaan. Alsof er geen externe realiteit is met werkelijke problemen.

Zomaar een tekstje in een museum in Milaan bij een strak vormgegeven cup voor de fascistische Lictoriaanse Spelen: ‘Hoewel de trofee ontworpen is als prijs voor de spelen van het fascistische regime is de historische en artistieke waarde onmiskenbaar’. Tekenend voor de moeizame relatie met het Italiaanse verleden, dit soort uitspraken in de categorie ‘maar de treinen reden wel op tijd’. Geen wonder, natuurlijk, als veel van wat wij nu als typisch Italiaans zouden omschrijven z’n wortels heeft in de fascistische tijd.

Wekelijks verkent historicus Constanteyn Roelofs (1989) de tragikomische tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.

Om maar een klein voorbeeldje te noemen: het ontstaan van de oer-Italiaanse achtkantige mokkapot is grondig verweven met het fascisme. Het futuristische ontwerp, het gebruik van aluminium, het vlugge kopje koffie tijdens een drukke werkdag; allemaal onderdeel van de nieuwe visie op het Italië van de fascisten, die het land rap transformeerden van een slaperig agrarisch land naar een energieke industriële natie.

Het probleem met het Italiaanse fascisme is dat het in die zin ook een beweging van dichters en designers was en dus ook ergens een legitieme kunstzinnige en materiële vernieuwing plaatshad en we het verhaal van de twintigste eeuw niet kunnen vertellen zonder bewegingen als het futurisme of de invloed van zo’n type als Gabriele d’Annunzio. Vandaar dus dit soort wonderlijke, verontschuldigende bordjes bij museumobjecten.

Rechtse alliantie wint

Terwijl we zo een beetje door Milaan dwaalden, maakte Italië zich op voor de verkiezingen. Men leek geen last te hebben van verkiezingskoorts: de posters met Gucci en Fendi hadden een overmacht van honderd op één op die met Meloni erop (maar dat kan ook te maken hebben met het feit dat het fashion week was). Nu de rook van de stembusgang is opgetrokken, blijkt dat een rechtse alliantie – in de vaderlandse pers steevast bestempeld als neofascistisch – gewonnen heeft. Die Italianen toch weer: leren ze het dan nooit.

In de commentaren toont zich de vreemde tic van progressieve mensen dat ze menen dat de opkomst van rechts vooral te maken heeft met hoeveel ruimte rechtse ideeën krijgen in de media, alsof er geen externe realiteit is met werkelijke problemen rond criminaliteit en migratie is en alsof conservatieve ideeën over de natie, de kerk en de familie louter ontstaan uit de pennetjes van kwaadaardige profiteurs.

De Italianen wordt andermaal verweten nog veel te nostalgisch te zijn naar de Mussolini-tijd en het goedpraten van punctuele treinen en puik grafisch ontwerp is daarmee automatisch verdacht. Toch is het maar de vraag of er zo’n directe lijn loopt van het futuristische fascisme van de jaren twintig naar het nativistische, uiterst burgerlijke rechts dat nu gewonnen heeft. We zien in elk geval weinig grote dichters en kunstenaars aan het hoofd staan van het nieuwe rechts.