Gezien het gedram van Woke snapt Zihni Özdil de weerstand tegen het gebruik van ‘wit’ wel. Toch is het hoog tijd dat Nederland afscheid neemt van het achterhaalde ‘blank’, schrijft hij.
Zihni Özdil (1981) is historicus. Hij schrijft elke zaterdag een column voor ewmagazine.nl.
De grote filosoof Bertrand Russell (1872-1970) schreef dat woorden, sinds het begin van de menselijkheid, ‘objecten van bijgelovig ontzag’ zijn geweest. Daarmee bedoelde hij dat woorden in een taal nooit zomaar ontstaan. Zeker woorden die gaan over (groepen) mensen die worden verondersteld niet van de ‘eigen soort’ te zijn, hebben een specifieke context. Een context die wordt bepaald door de omstandigheden van het tijdsgewricht waarin dat woord zijn intrede deed.
Nationale identiteiten ontstaan door te definiëren wie erbuiten valt
Een antropoloog vertelde mij eens dat zelfs de meest geïsoleerde indianenstammen in het Amazonegebied woorden gebruiken die aan hun eigen stam de betekenis ‘mens’ geven, en aan alle andere stammen in hun omgeving de betekenis ‘beest’ of iets dergelijks. Logisch. Groepsdenken zit nou eenmaal ingebakken in onze natuur. Zonder eerst te definiëren wie er niet bij hoort, kun je geen eigen identiteit creëren. Dat proces leidt er onvermijdelijk toe dat de ander minderwaardig wordt ten opzichte van het zelf. Toen ik als kind opgroeide in Rotterdam-Zuid deed ik dat elk weekeinde samen met jochies van de straat. Zo creëerden wij onze identiteit als superieure Feyenoord-fans, door eerst te bepalen wie de ultieme ander is. Dat waren in ons geval de Ajacieden, voor wie we uiteraard veel niet al te zachtzinnige termen gebruikten.
Lees ook dit interview met Reshma en Janice Roopram: ‘Racisme komt zeker niet alleen bij blanken voor’
Op landelijke schaal is het niet anders. Nationale identiteiten ontstaan door eerst te definiëren wie erbuiten valt. In de afgelopen eeuwen – waarin identiteiten zoals ‘natie’ en ‘volk’ noodzakelijk werden, en waarin de geschiedenis van kolonialisme en slavernij een stempel op de wereld drukten – mondde dit uit in de religieuze, etnische of raciale reductie van groepen mensen die buiten het zelf vallen.
In zijn proefschrift beschrijft historicus Ingmar Vroomen hoe er in Nederlandse politieke pamfletten uit de zeventiende eeuw werd gesproken over ‘vrije Nederlanders’, ‘ingeboren Hollanders’ en ‘natuerlijcke Hollanders, lief-hebberen des Vaderlands, ende belijders vande Christelijke Gereformeerde Religie’ die ‘nae de rechten van den lande’ het recht op vrije meningsuiting hadden. Groepen zoals katholieken, Joden en lutheranen hoorden in de zeventiende eeuw, ook al woonden ze al generaties in Nederland, allemaal niet bij ‘ingeboren Hollanders’ en daarom hadden ze minder recht van spreken, was de gedachte. De grens tussen ‘Nederlander’ en niet-Nederlander was in die tijd min of meer beperkt tot calvinisten. De rest werd slechts getolereerd.
Als de tijdgeest verandert, veranderen onze woorden ook
Gelukkig is taal veranderlijk. Als de tijdgeest verandert, veranderen onze woorden ook. Zo zal tegenwoordig niemand meer zeggen dat alleen calvinisten ‘natuurlijke Hollanders’ zijn.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen