Dat steeds minder mensen stemmen, is volkomen logisch

Nooit eerder sinds de Tweede Wereldoorlog stemden zo weinig Nederlanders bij gemeenteraadsverkiezingen op de partij van de premier. En: nooit eerder was de opkomst zo laag. Een verklaring is eenvoudig te vinden, schrijft Roelof Bouwman.

Liefhebbers van electorale records konden vorige week bij de gemeenteraadsverkiezingen hun hart ophalen. Er gebeurden spectaculaire dingen.

Nooit eerder deden de lokale partijen het zo goed: ze kregen liefst 36,5 procent van de stemmen. In 2018 was dat nog 28,6 procent – een sensationele winst. En dan te bedenken dat de ‘lokalo’s’ in de jaren tachtig al blij waren met scores rond de 10 procent.

Ook het CDA brak een record: nooit eerder deed de partij het bij de gemeenteraadsverkiezingen zo beroerd. Van de toch al magere 13,5 procent uit 2018 bleef slechts 11,2 procent over.

Nooit eerder zo weinig stemmen op partij premier

Opvallend was ook het verlies van de VVD: van 13,1 naar 11,5 procent. Nooit eerder sinds de Tweede Wereldoorlog stemden zo weinig Nederlanders bij de gemeenteraadsverkiezingen op de partij van de zittende premier.

Voor de liberalen is het bij de gemeenteraadsverkiezingen de laagste score  sinds 1970. Dat lijkt een trend te worden, want in 2019 boekte de partij ook bij de Provinciale Statenverkiezingen al de slechtste uitslag sinds 1970. Buiten de poorten van het Binnenhof beleeft de VVD in het tijdperk-Rutte de ene electorale afgang na de andere.

D66 en GroenLinks probeerden krampachtig de indruk te wekken dat ze tot de winnaars behoorden. Maar beide partijen kregen minder stemmen dan bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen en ook hun stemmenpercentage ging achteruit.