Gemeenten verkochten tafelzilver energiebedrijven. Dat geld is nu op

29 maart 2021Leestijd: 4 minuten
De kolencentrale van RWE in de Eemshaven. Foto: ANP.

Honderden gemeenten verdienden samen miljarden met de verkoop van hun aandeel in de regionale energiemaatschappijen. Ze zijn er structureel niet sterker uitgekomen, schrijft Marijn Jongsma.

Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij EW. Hij blogt wekelijks over financieel- en macro-economische onderwerpen.

Nuon en Essent kwamen voort uit fusies van kleinere energiemaatschappijen, en belandden uiteindelijk in handen van respectievelijk het Zweedse Vattenfall en het Duitse RWE. Het startschot voor die verkoop werd gegeven door voormalig D66-minister van Economische Zaken Laurens-Jan Brinkhorst, die de bedrijven opsplitste in een netwerkbedrijf (dat in publieke handen bleef) en een leveringsbedrijf.

Extra inkomsten, extra uitgaven

Zowel Vattenfall als RWE moest miljarden op de Nederlandse avonturen afschrijven. De timing van de verkopen was vanuit Nederlandse perspectief dus voorbeeldig. Maar dat wil nog niet zeggen dat het geld vervolgens goed is besteed.

Het Centraal Planbureau (CPB) onderzocht de effecten op de 262 gemeenten die tussen 1999 en 2015 in totaal 11 miljard euro ontvingen voor de verkoop van hun aandelen in de energiemaatschappijen (ook de provincies waren aandeelhouder, maar die vallen buiten dit onderzoek).

Wat blijkt? Gemeenten met verkoopopbrengsten gingen meer uitgeven dan voorheen, en ook meer in vergelijking tot gemeenten die niet of nauwelijks profiteerden van de privatiseringsoperatie. Opgeteld leidde dat tot tussen 2005 en 2019 tot 14 miljard euro extra uitgaven, een verschil dat deels te verklaren valt uit het (aanvankelijke) rendement dat op de verkoopopbrengsten is behaald.

Waaraan werd het extra geld besteed?

Waar ging die 14 miljard euro heen? Niet terug naar de burger in elk geval: van lastenverlichting is nauwelijks sprake geweest. ‘Minder dan een tiende van de opbrengst uit de verkoop van energiebedrijven is gebruikt om bijvoorbeeld de onroerendezaakbelasting (tijdelijk) te verlagen of minder te laten stijgen,’ schrijft het CPB.

Dat is volgens de rekenmeesters ‘in lijn met eerdere (internationale) studies die laten zien dat lokale meevallers vooral worden gebruikt om de lokale uitgaven te verhogen en niet of nauwelijks om de lokale belastingen te verlagen’. Het heeft alles te maken met de angst dat belastingverlagingen later alsnog moeten worden teruggedraaid, een politiek impopulaire maatregel.

Uitgeven dus. Maar waaraan? Het CPB onderscheidt een ‘fysiek domein’ en een ‘sociaal domein’. Iets meer dan de helft van de extra uitgaven ging naar het fysieke domein, zoals het ontwikkelen van bouwgrond voor nieuwe woonwijken of de aanleg van wegen. Het sociaal domein deed daar niet zoveel voor onder. Daar gaat het om extra uitgaven aan gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening (zoals jeugdzorg) en onderwijs.

Van bouwgrond naar jeugdzorg

Dit evenwicht is over de hele onderzoeksperiode bezien. De verkoop van Nuon en Essent is in 2009 in gang gezet. Tot 2015 domineerde het fysieke domein, daarna juist het sociale domein. In de politiek is er de hardnekkige gewoonte om elke uitgave een investering te noemen, maar een echte investering levert jarenlang rendement op. Bestedingen aan lokale zorg zijn ongetwijfeld nuttig, maar op is op.

Gemeenten die niet meeprofiteerden van de verkoop van de energiebedrijven, gaven tot 2019 minder uit aan sociale doelen dan gemeenten die dat wel deden. Het lijkt er veel op dat lokale overheden het verkochte tafelzilver na 2015 hebben gebruikt om te compenseren voor de veelbesproken decentralisatie, waarbij allerlei sociale- en zorgtaken zijn overgeheveld van de centrale overheid naar de gemeenten. ‘De extra uitgaven in het fysieke domein dalen tot nul,’ tekent het CPB op voor de periode 2015-2019.

Het geld is op

En nu? Tien jaar na de verkoop van Nuon en Essent concludeert het CPB  dat de verkoopopbrengsten ‘grotendeels’ zijn uitgegeven. De financiële bewegingsruimte van de voormalige aandeelhouders is weer even groot als voor 2009. Had dat beter gekund?

Het CPB zegt daarover: ‘Het lijkt er dus op dat gemeenten het geld over het algemeen niet opzij hebben gezet om hun uitgaven structureel te verhogen via rente of rendementen dan wel uitgespaarde rente op schulden. Tegelijkertijd zien we ook geen aanwijzing dat de uitgaven structureel zijn gedaald doordat dividendinkomsten zijn weggevallen na de verkoop.’

Lees ook het interview met Shell-topman Ben van Beurden: ‘Wij gaan een heel ander verhaal houden’

Natuurlijk, een gemeente is geen onderneming die wordt afgerekend op financieel rendement. En de waardedaling van Nuon en Essent na de verkoop hebben ze niet hoeven meemaken. Maar toch is het jammer dat een groot deel van de opbrengsten uiteindelijk is gebruikt om gaten op te vullen. Comfortabel, maar ook kortzichtig.

Tien jaar lang een beetje van alles

Een lichtpuntje is dat de energiemiljarden ook niet hebben geleid tot een uitdijende eigen organisatie. Het CPB ziet geen extra uitgaven aan het algemeen bestuur, in de vorm van nieuwe gemeentehuizen of meer en duurdere beleidsambtenaren. Het was een beetje van alles wat, en na tien jaar is het feest voorbij.

De laatste van de ‘grote drie’, Eneco, is recent verkocht aan een Japans consortium. Dat levert 44 gemeenten (waaronder Rotterdam en Den Haag) nog eens 4 miljard euro op. Misschien dat ze dit geld zo kunnen ‘investeren’ dat ze wat langer van hun tafelzilver kunnen genieten.