Criminaliteit kent vele oorzaken en heeft geen kant-en-klare oplossing

17 augustus 2020Leestijd: 6 minuten
Stille tocht voor doodgeschoten Bas van Wijk

‘Om extreem geweld te stoppen, moeten taboes worden doorbroken’ luidde de kop van het ingezonden artikel van Eva Vlaardingerbroek van 13 augustus. In haar ogen zijn we als land op een fundamenteel omslagpunt beland, waarbij een aanpak nodig is om dit extreme geweld te stoppen. Recente vreselijke incidenten waarbij extreem geweld is gebruikt, worden als voorbeeld gebruikt dat het nu toch echt anders moet in Nederland. Maar een gemakkelijke oplossing is er niet, schrijft Marijke Drogt.

Marijke Drogt (1987) is verbonden aan de Hogeschool Leiden als docent Toegepaste Psychologie en werkt bij Exodus, een resocialisatietraject voor ex-gedetineerden. Drogt studeerde Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en rondde de master Levensloopcriminologie (Msc.) af.

 

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

Hoewel ik de afschuw deel met betrekking tot deze gebeurtenissen, las ik de woorden van Vlaardingerbroek met enige verbazing. Ze schrijft dat in het Nederland van nu er mensen zijn zonder enig moreel kompas, die bereid zijn om extreem geweld te gebruiken in het daglicht en niet uitsluitend meer in de krochten van de onderwereld.

Ook stelt Vlaardingerbroek een taskforce voor die deze problemen moet aanpakken en waarbij ‘factoren als opvoeding en (straat)cultuur niet uit de weg gegaan mogen worden’. Omdat Nederland gelukkig nog altijd de onschuldpresumptie kent en eenieder dus onschuldig is tot het tegendeel bewezen is, zoom ik uit naar een dadergroep waarbij al even bekend is dat zij extreem geweld niet schuwt.

Top600-aanpak

Sinds 2011 kent Amsterdam de Top600-aanpak, een integrale aanpak die is gericht op personen die in de afgelopen jaren relatief veel zogenoemde high-impact crimes hebben gepleegd. Het gaat om overvallen, mishandeling en ook moord en doodslag, zo staat er op de website van de gemeente Amsterdam te lezen. Het doel is om recidive te verminderen, het toekomstperspectief te verbeteren en ook het voorkomen dat broertjes en zusjes meegaan in het deviante gedrag. Een nobel streven, maar het moge duidelijk zijn dat het verre van eenvoudig is.

Het ernstige delinquente gedrag van deze doelgroep is in kaart gebracht door de GGD Amsterdam en beschreven wordt welk probleemgedrag en achterliggende problematiek kenmerkend is voor de Top600. Een belangrijke bevinding is dat maar liefst 92 procent opgroeit in een gezin waarbij de ouders ‘pedagogisch onmachtig of onwillig zijn’.

Dit uit zich in verwaarlozing, mishandeling en soms ook beperkte fysieke aanwezigheid. De ouders kennen zelf vaak ook problematiek, zoals verslaving en psychiatrische problemen. Het gros van de Top600 gebruikte al vroeg geweld. Dit was bij 77 procent in groepsverband. De gewetensontwikkeling is in bijna alle gevallen beperkt ontwikkeld, de beïnvloedbaarheid is hoog, de agressieregulering is beperkt en het gemiddelde IQ is 80.

Het zijn geen resultaten die stemmen tot optimisme; het zijn resultaten die al geruime tijd aandacht krijgen en die zorgen bestaan al veel langer dan enkel ‘in het Nederland van nu’. Tegelijk wordt met dit voorbeeld ongetwijfeld ook duidelijk dat gewelddadig gedrag zich niet door één factor laat verklaren en dat een aanpak ook altijd gericht moet zijn op vele factoren: psychologische, sociologische, sociaal-economische en culturele factoren en absoluut opvoeding. De eerder beschreven verbazing ontstond doordat Vlaardingerbroek in haar schrijven doet voorkomen alsof al deze thema’s door zogenaamde taboes geen aandacht krijgen en waarbij er zelfs angst zou zijn. Het tegendeel is dus het geval.

Simplistisch redeneren over cultuur

Specifiek benoemt Vlaardingerbroek (straat)cultuur als een aspect dat aandacht verdient. Als criminoloog kan ik het hier enkel mee eens zijn, maar ook hierin geldt: er is al aandacht, zowel in de wetenschap als in de praktijk. Zo is er bijvoorbeeld onderzocht waarom er een oververtegenwoordiging is van jongeren met een migratieachtergrond in de strafrechtketen. Ook alweer zo’n taboe dat niet per se een taboe blijkt te zijn.

Het gegeven blijkt vaak te werken als een rode lap op een stier en het leidt geregeld tot simplistisch redeneren over cultuur als dé factor van criminaliteit. Ook hierin zijn de mogelijke verklaringen niet zo eenduidig als dat men graag soms lijkt te willen. De verklaringen worden onder meer gezocht in de sociaal-economische omstandigheden; de jongeren groeien vaak op in achterstandswijken.

Dat is zeker niet alles verklarend, ook omdat sommige specifieke groepen alsnog vaker in aanraking komen met de politie dan andere groepen in diezelfde wijken. Mogelijk ligt een verklaring voor crimineel gedrag dat in verschillende culturen verschillend wordt gedacht over de toelaatbaarheid van gedrag, culturele deviantie genoemd. Problematisch gedrag wordt vanuit de literatuur ook verklaard met het gegeven dat jongeren met een migratieachtergrond tussen twee heel verschillende culturen leven, waardoor conflict ontstaat.

Straatcultuur

Uit ander onderzoek naar criminaliteit onder Marokkaanse jongemannen blijkt wel dat het ontbreken van een betaalde werkkring, een laag opleidingsniveau en het hebben van weinig inkomen crimineel gedrag beter voorspellen dan bijvoorbeeld de (regionale) herkomst van deze jongens. De onderzoekers voegen aan deze bevindingen toe dat cultuur niet kan worden gezien als een entiteit waar een soort dwingende kracht vanuit gaat die tot delinquentie zou aanzetten. Het is te eenvoudig en doet geen recht aan de complexiteit van het ontstaan van criminaliteit.

Kijkende naar de Top600-profielen, is te lezen dat veel criminaliteit wordt gepleegd in groepsverband, mogelijk is straatcultuur hier debet aan. Ook straatcultuur en groepsvorming op straat staan in de wetenschap al decennia centraal. Voor mijn eigen masterscriptie deed ik etnografisch onderzoek naar een zogenoemde gang in Amsterdam-Zuidoost, omdat ik bovenal nieuwsgierig was naar de betekenis van dat leven dat zich veelal afspeelde naast de reguliere maatschappij. Het werd me duidelijk welke impact straatidentiteit heeft op het leven van deze jongens; een identiteit die wordt gevormd door sociale uitsluiting én zelfuitsluiting waarop zij zich weer insloten in een groep, waar die identiteit weer werd bekrachtigd. Een moeilijk te doorbreken cyclus, want er wordt vaak veel waarde gehecht aan die identiteit en bijhorende status.

Naast wetenschap, is er ook in de praktijk veel aandacht voor de diverse beschreven risicofactoren en werken vele professionals samen om het criminele pad te keren en zodoende recidive te verminderen bij criminele jongeren en volwassenen. Zelf ben ik zo’n twaalf jaar werkzaam bij een resocialisatietraject voor ex-gedetineerden, onder wie ook soms jongens uit de Top600. Het stoppen met het boevenbestaan vraagt om veel geduld van zowel de jongens als de hulpverleners. Door de jaren heen heb ik hen zien resocialiseren, maar helaas zie je anderen ook terugvallen in oud gedrag. Er is vaak wel een verlangen naar een ander leven, maar er wordt ook vaak te gemakkelijk over gedacht door zowel de ex-gedetineerde als de hulpverlening.

Geen kant-en-klare oplossing

Er is een mindset ontstaan die zich richt op overleven en waar enkel vandaag belangrijk is, de consequenties zijn een zorg voor later. Het zijn jongens met een masculiene imago, met een enorme loyaliteit naar de straat. Er is een verlangen naar geld en macht, en vaak kortetermijnbevrediging. De kenmerkende waarden van dat ‘oude leven’ moeten worden ingewisseld voor nieuwe, maatschappelijk verantwoorde, passende bij een burgerbestaan. Van overleven naar leven. Het vraagt veel tijd, soms een harde, confronterende aanpak, vaak in samenwerking met vele partijen. Het vereist toezicht, controle, met ook hier weer maatwerk, passende bij de risicofactoren van het individu.

Het is soms een realiteit van teleurstellingen en bittere uitkomsten, laat daarover geen illusies bestaan. Multiproblematiek kent vele oorzaken en een kant-en-klare oplossing kennen we niet. Laat echter ook geen illusies bestaan dat men geen enkel idee heeft wat er speelt ten aanzien van de geweldsproblematiek.

Het recente en minder recente geweld vraagt vanzelfsprekend onze aandacht en zorg: wetenschap en praktijk moeten hierin hand in hand gaan. De aandacht voor al die diverse factoren kennen we in de aanpak, maar de lijst is niet uitputtend. Criminaliteit ontstaat niet door één factor, dus de aanpak ervan richt zich ook niet op één factor. Dat ga ik graag met open vizier tegemoet.